Maandag 3 feburari diende in Arnhem het hoger beroep van
uitgeverij Ravijn en de stichting Amok tegen de 7 PID-ers van de
Nijmeegse politie.
Ruim een jaar geleden hadden deze politie-mensen via een kort
geding een verspreidingsverbod afgedwongen, Ravijn moest stoppen
met de verspreiding van het boek over de handel en wandel van de
Nijmeegse Politieke Inlichtingen Dienst (PID). Niet dat dat veel
uitmaakte, want de stichting X-Y nam de verspreiding onmiddelijk
over, het boek beleefde 3 herdrukken in een maand tijd en op de
Nijmeegse demonstratie tegen de Snuffelstaat werden 300
exemplaren verkocht zonder dat daar wat tegen gedaan werd.
Bakker Schut concludeerde afgelopen maandag dan ook dat het er
meer op leek dat het verbod in kort geding bedoeld was om Ravijn
voor de verspreiding te straffen en/of daardoor anderen af te
schrikken ook zo'n boek te maken, danwel om de reputatie van
geheime diensten als de PID te beschermen.
Het hoger beroep was toegespitst op twee kernvragen, ten eerste
of er wel sprake was van schending van de privacy van de PID-ers
en ten tweede, àls dat al het geval was, of die schendig een
boekverbod noodzakelijk maakte. Het gaat daarbij om de verhouding
tussen het recht op privacy en het recht op vrijheid van
meningsuiting. Een zaak die tot in Strassbourg uitgevochten gaat
worden.
Door een communicatie-stoornis was de datum van de zitting niet
wijds bekend en dus was er in tegenstelling tot de vorige keer
weinig publieke belangstelling. Wel was één van de PID-ers
aanwezig, Rob Paulis, een lang, slungelig type, verlegen en
onzeker buiten zijn eigen context, schutterig met de schouders
omlaag.
De advocaat van de PID had er niet veel werk van gemaakt, hij had
geen pleitnota en reageerde wat schampertjes op alles wat Bakker
Schut in te brengen had. Hij bleef erbij dat de noodzaak van het
vermelden van privé-gegevens nergens aangegeven was en dat de
mogelijk kwalijke praktijken van de PID nooit hard gemaakt zijn.
Van privacy-schendig was wel degelijk sprake, want zijn cliënten
waren sinds het boekje zeer lastig gevallen: aangesproken op
straat, opgebeld, er waren spullen voor hun besteld, grote onrust
in het gezin was het gevolg. Hij wou nog wel even stellen dat
zijn cli‰nten er grote moeite mee hadden gehad dat er niet
opgetreden was tijdens de Snuffelstaat-demonstratie. Het openbare
orde-aspect, de angst voor rellen dus, was voorgegaan.
Laten wij Pieter Herman Bakker Schut aan het woord voor Ravijn.
Een korte samenvatting.
Het op zich zelf publiceren van namen, adressen en
telefoonnummers is geen privacy-schending, het gaat om de
context. In de Tragiek worden de PID-ers niet beschuldigd van
overspel, belastingfraude of drugshandel, de context heeft
uitsluitend betrekking op het beroepsmatige functioneren van de
agenten. Dat de chef van de PID, Oolbekkink informanten
chanteerde en aanzette tot strafbare acties bijvoorbeeld.
Diè beschuldigingen heeft de PID echter niet aangevoerd tegen het
boek, er is destijds zelfs uitdrukkelijk voor gekozen de al-dan-
niet juistheid buiten beschouwing te laten.
Dat bij sommige lezers wellicht negatieve gedachten opkomen ten
aanzien van de PID is natuurlijk wel heel wat anders dan dat de
PID-ers worden aangetast in hun persoonlijke levenssfeer. Daarbij
kun je je afvragen in hoeverre de PID-er zich terecht zorgen
(zullen/kunnen) maken over dat "opwekken van negatieve gedachten
en gevoelens". Het gaat hier immers niet om een wetenschappelijk
WODC-rapport, maar volgens de PID en deels volgens de President
om een publicatie die de PID-ers 'wenst neer te zetten als
handlangers van een vijandelijke dienst met verwerpelijke
praktijken, zonder de bedoeling te informeren'. De vraag is wie
in de dagelijkse omgeving van de PID-ers dergelijke kritiek
serieus zal nemen. Het is waarschijnlijker dat PID-ers de inhoud
als een compliment beschouwen over de kennelijke dreiging die zij
voor hun tegenstanders betekenen.
Terug naar de vraag over de privacy van de PID-ers. Omdat zij
zich consequent als 'private individuals' hebben gepresenteerd
kunnen de PID-ers geen beroep doen op de omstandigheid dat zij
functionarissen van een geheime dienst zijn en daaraan aanspraken
ontlenen. Het voorkomen dat de dienst onwerkbaar wordt, het
risiko van ontmaskering en het belang van het ter discussie
stellen van de praktijken van de PID kan daardoor in deze zaak
niet aan de orde komen.
De PID kan zich niet op het landsbelang, 's lands veiligheid,
beroepen. Ook de vraag naar het waarheidgehalte van de
beschuldigingen in het boek aan het adres van de PID-ers ls
geheim agenten is niet meer relevant.
Het gaat nu uitsluitend om de vraag of de als "negatief" ervaren
context van het boek (over PID-ers als functionarissen van de
Staat) een schendig op kan leveren voor PID-ers als 'private
individuals'. Die vraag kan volgens Bakker Schut dus negatief
worden beantwoord.
Mocht het Hof er anders over denken, dan zijn er nog een aantal
overwegingen met betrekking tot het Europees Verdrag van de
Rechten van de Mens (het EVRM) ter beoordeling van vraag twee,
de kwestie of die eventuele schendig het noodzakelijk maakt dat
het boek wordt verboden.
Volgde in ingewikkelde excursie door het land van het Europees
recht, waarin de vraag centraal stond of de schending van privacy
-een zaak tussen burgers onderling- het ingrijpen van de staat,
in dit geval de rechter rechtvaardigd. En dan nog met de zwaarst
mogelijk inbreuk op het recht van vrije meningsuiting, namelijk
een boekverbod. In de Europese jurisprudentie weegt de vrijheid
van menigsuiting zwaarder dan de privacy. De inbreuk op de
privacy moet wel heel goed aannemelijk gemaakt worden, voordat
de Staat een inbreuk mag maken op de vrijheid van meningsuiting.
Deze kwestie was zo ingewikkeld dat zelfs de rechters de essentie
niet meteen begrepen.
Wij komen daar bij de uitspraak, op 17 maart op terug.("of zoveel
vroeger of later als'ie gereed is").