Een week na de verschijning van het boekje "De Tragiek van een Geheime Dienst" werden er eindelijk gerechtelijke stappen ondernomen. Na dagenlange vergaderingen tussen politie, justitie en vermoedelijk ook BVD waren ze er uit: geen strafrechtelijke vervolging van de makers, geen verbod van het boek, maar een civielrechtelijke procedure tegen de verspreiders, uitgeverij Ravijn uit Amsterdam.
Vrijdag laat in de middag kregen wij en een aantal Nijmeegse
panden en groepen een dagvaarding om maandagochtend om 10 uur te
verschijnen voor de Rechtbank in Arnhem. (Zegt de deurwaarder:
"Prettig weekend, verder!"). Zes van de PID-ers hadden een kort
geding aangespannen om verdere aantasting van hun privacy te
voorkomen en eisten onmiddellijke stopzetting van de verspreiding
en het terughalen van de boeken op straffe van een dwangsom van
5000,- per dag.
Maandagochtend al heel vroeg begon de losse verkoop van de Tragiek
van een geheime dienst in de hal van het gerechtsgebouw en na
aanvang van het proces ging dat binnen gewoon door. De enorme zaal
was maar net groot genoeg om al het publiek te kunnen bergen, de
stemming was vrolijk en gezellig, ondanks of juist dankzij de 4
gleufhoeden met regenjassen en zonnebrillen die vanuit een hoek
alles nauwlettend in de gaten hielden.
De Nijmeegse groepen, boekhandel de Oude mol, kafé de Bijstand, de
Grote Broek en AMOK, waren gedagvaard omdat ze een kopie van de
omslag van het boek hadden hangen met daarop de tekst: "Hier te
koop". Terwijl de advokaat van de eisers dit overlegde als
bewijsmateriaal, kreeg de rechter van Ravijn een exemplaar van de
kaft in kleur, veel mooier immers. Toen hij die zat te bekijken,
riep hij zichtbaar geschrokken uit: "'Tweede Druk' staat erop!" en
fluisterde naar de griffier: "Dat hebben ze zeker dit weekend
gedaan".
Tegen de verwachting in verliep het proces heel relaxed,
de rechter nam er de tijd voor en was geïnteresseerd in alles wat
we te vertellen hadden. Bakker Schut mocht zelfs beginnen met het
voorlezen van de verklaring van uitgeverij Ravijn over
de Tragiek. (Bij een kort geding mogen alleen de advokaten het
woord voeren). Ravijn verdedigd hierin de uitgave van het boek,
omdat de makers om begrijpelijke redenen anoniem moeten blijven.
In de verklaring werd het belang van het verschijnen van de
Tragiek en dit soort onderzoek naar de BVD nog eens op een rijtje
gezet.
Kort samengevat: Er is veel openbaar geworden over de werkwijze
van de PID, de ontmaskering van Joop Tiel is een direkt gevolg van
dit speurwerk. Protest tegen de arrestatie van Peer. Parlementaire
kontrole en politieke diskussie stelt niks voor en is 4 van de 5
keer het gevolg van onthullingen. Doorgeslagen infiltranten of
gestolen dokumenten leveren veel meer informatie op dan debatten
in de Tweede Kamer. De BVD wil het liefst alles weten, zie de
brochure Regenjassendemokratie, dàt is pas aantasting privacy. Je
kunt pas serieus diskussiëren over de BVD wanneer er openheid is
over operationele gegevens. De PID in Nijmegen is voorlopig even
gestopt. "Van mensen wienst beroep het is anderen te bespioneren,
te begluren, te volgen, ongewenst te benaderen, post te lezen en
telefoongesprekken af te luisteren, zou je niet verwachten dat ze
zoveel waarde hechten aan privacy-bescherming. Hun woede komt op
z'n zachtst gezegd schijnheilig over."
Onze advokaten, Pieter Bakker Schut en Tony Willenborg die hun
hele weekend opgeofferd hadden aan de voorbereiding, leverden een
prima betoog van bij elkaar een uur of twee. Bakker Schut deed de
politieke kant en begon zijn verhaal met de bijzondere positie die
Nijmegen inneemt, als trendsetter in het politie-, justitie- en
inlichtingen-werk en in de kombinatie daarvan (met als voorbeeld
de afschrikkende werking van artikel 140 voor het organiseren van
akties en het grote aantal infiltratiepogingen).
Kennelijk was die voor een onderzoeksgroepje de aanleiding de
geschiedenis daarvan eens nauwkeurig in kaart te brengen.
Vervolgens liep Bakker Schut het hele boekje door, om te
konstateren dat het grootste deel een gedegen algemeen achtergrond
verhaal is over PID, CRI en CID, met hier en daar alvast een
uitstapje naar Nijmegen.
Pikant detail daarbij is dat bij de
geschiedenis van de PID-Nijmegen de bronnen en citaten overwegend
uit de jaarverslagen van de politie zelf stammen. Pas in het
tweede deel van het vierde hoofdstuk gaat het over de werkwijze
van de PID-Nijmegen en dit hoofdstuk besluit, volgens Bakker Schut
"logischerwijze" op 20 pagina's met een overzicht van de
samenstelling van de PID-Nijmgen. Uitsluitend tegen deze twintig
pagina's, en dan met name tegen de foto's daarin, zijn de bezwaren
van eisers gericht." In de laatste hoofdstukken staan het relaas
van Joop Tiel, een recente benaderingenlijst, de gebruikte
afkortingen en een literatuuroverzicht.
Vervolgens ging de advocaat in op een deel van het ten laste gelegde,
waarbij Ravijn werd gelijkgesteld met de makers van de Tragiek en
wij ervan worden beschuldigd "de vruchten te plukken van het
onrechtig schaduwen en fotograferen van de PID". Bakker Schut
maakte duidelijk dat afgezien van het feit dat het volgen niet
strafbaar is, Ravijn geen cent verdient aan het verspreiden van de
Tragiek. "De enige mogelijke 'winst' is een bijdrage aan de
openbaarheid over de Nijmeegse BVD. Het profiteren van die winst
is een publieke zaak en niet een zaak van Ravijn en/of van de
auteur(s) van dit boek."
Uit een arrest van de Hoge Raad blijkt dat de politie een niet-
verdachte mocht schaduwen, zolang dit in het openbaar gebeurt
levert het geen inbreuk op de privacy. Een politie-agent moet een
wettelijke basis hebben voor bevoegdheden, terwijl voor de burger
geldt: alles mag wat niet verboden is. Afgezien van het feit dat
dit een volstrekt verwerpelijk arrest is, kunnen wij hiermee ons
voordeel doen: want zeker mogen dan burgers burgers -in dit geval
geheimagenten- schaduwen.
Omdat dit de crux was van het betoog, en niemand het mooier kan
formuleren dan Bakker Schut-zelf, hier een wat langer citaat
(hoewel de voordracht dan nog ontbreekt):
"Blijft over: de bweerdelijke inbreuk op de privacy van eisers
door het openbaarmaken van hun foto's en door het vermelden van
persoonlijke gegevens, waarvan eisers nog stellen dat die
vermelding 'volstrekt onnodig' zou zijn.
Mijn eerste reaktie na lezing van deze grondslag was: hier skoren
eisers wellicht een punt. Na enige reflektie realiseerde ik mij
dat eisers hier proberen een geniale omkeertruc toe te passen.
Eisers stellen niet dat de persoonlijke gegevens onjuist of
tendentieus zouden zijn. Evenmin beweren zij dat hun foto's en de
gegevens in een onjuiste, tendentieuze of smakeloze kontekst
zouden zijn gebruikt. Ook op de verdere inhoud van het boekje
hebben zij niets op of aan te merken. Hun enige bezwaar is
derhalve, dat hun foto en enige persoonlijke gegevens in dit boek
bekend worden gemaakt, derhalve dat hun persoonlijke identiteit
wordt verbonden met hun identiteit van geheime-dienstfunktionaris.
Om deze identiciteit van persoon en funktionaris gaat het hier.
Zij willen 'als persoon' niet herkenbaar zijn omdat daardoor hun
'maatschappelijk funktioneren' wellicht problematisch wordt.
Hun hier bedoelde privacy, die beweerdelijk wodt aangetast, is dus
onderdeel van één van de voorwaarden waaronder zij maatschappelijk
moeten funktioneren, namelijk volstrekte anonimiteit. Dàt aspekt
van hun beweerdelijke privacy wordt echter niet door art. 8
Europees Verdrag beschermd.
Iedere geheim agent loopt het risiko dat hij als geheim agent
wordt ontmaskerd; dat is inherent aan zijn maatschappelijke
funktie. Het is natuurlijk jammer voor de persoon in kwestie dat
hij is 'afgebrand', zoals dat in het jargon heet, maar de overheid
moet maar een nieuwe funktie voor hem zoeken. (Zegt de rechter
lachend: "Daar zal het wel op neerkomen in dit geval, ja").
Hij kan die ontmaskering 'als publieke funktionaris' echter niet
proberen tegen te houden door zich te beroepen op privacy-
bescherming. Dat is etiketten-schwindel, dat is in ieder geval
oneigenlijk gebruik van grondrechten."
Ter illustratie hiervan gaf Bakker Schut een aantal voorbeelden uit de
Tragiek waaruit blijkt dat voor de PID-ers zelf het onderscheid
tussen privé en werk redelijk zoek is: het volgen met eigen
auto's, bijvoorbeeld vanaf het huisadres, het wonen tegenover de
Grote Broek, dus op de observatiepost, vakbondslidmaatschap van
PID-ers, optreden in cabaretgroep door de PID-chef, bezocht door
PID-ers en minstens één informant.
Met als fantastische uitsmijter de vraag waarom de politie de rest
van de inhoud van de Tagiek niet betwist. Omdat ze zich dan
namelijk zouden moeten verantwoorden over de nogal zware
aantijgingen die worden geuit in het boekje, met name aan PID-chef
Oolbeckink die wordt beschuldigd van chantage, manipulatie tot en
met provokatie en aanzetten tot gewelddadige akties. De
beschuldigingen worden waargemaakt in het boekje, maar niet
aangevochten door de Nijmeegse politie, blijkbaar durven ze dat
niet aan.
Tonny Willenborg toetste de aanklacht aan de jurisprudentie over
portretrecht. Voor wat betreft de 18 genoemde foto's voerde zij
aan dat maar op 7 foto's mensen als zodanig herkenbaar waren. De
foto uit de Gelderlander, mocht worden overgenomen omdat het hier
een wetenschappelijke verhandeling betreft. Uit de jurisprudentie
blijkt dat herhaaldelijk de eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer moest wijken voor de met het bij publikatie beoogde en
te dienen belang. Probleem is dat het daarbij meestal gaat om de
persoonlijke levenssfeer als zodanig. "De portretten van de BVD-
agenten zijn gemaakt in het kader van de uitoefening van hun
funktie, in het openbaar, en soms zelfs in uniform. Publikatie van
deze portretten vond plaats in het kader van een onderzoek naar de
beroepsuitoefening van de betrokken BVD-agenten. In deze situatie
is de persoonlijke levenssfeer niet in het geding. De enkele wens
van eisers om hun beroepsmatig optreden in het openbaar, gewoon op
straat, geheim te willen houden, geeft eisers geen recht op
geheimhouding van deze aktiviteiten.
Bovendien zijn de gegevens feitelijk juist, niet onnodig grievend
of beledigend, evenmin tasten ze de eer en goeden naam van de BVD-
agenten aan. Publikatie van deze summiere en zakelijke
persoonsgegevens waarbij informatie over het privé-leven van
echtgenotes, vrienden en vriendinnen of kennissen en kinderen
uitdrukkelijk niet zijn gepubliceerd, aldus de auteurs in de
verantwoording op pagina 6, was geboden en noodzakelijk voor het
door de auteurs beoogde doel. Het ging immers in dit hoofdstuk om
de ontmaskering van deze Nijmeegse BVD-agenten."
Een eventueel verspreidingsverbod zou volgens Tonny Willenborg
getoetst moeten worden aan jurisprudentie op Europees nivo waarin
gesteld wordt dat een verbod in overeenstemming is met de eis
"necessary in a democratic society for the protection of the
rights of others", er moet een zwaarwegend belang mee gediend
zijn, het moet in verhouding staan tot wat er gebeurd is en het
doel van de privacybescherming moet met de maatregel gediend zijn.
De konklusie van de advokaten was dat er in ieder geval nooit een
bezitsverbod op het boek bevolen kan worden (was geeist), dat een
verspreidingsverbod disproportioneel is en bovendien inbreuk op de
vrijheid van meningsuiting. Daarbij zijn de persoonsgegevens maar
een zeer klein deel van het boek. De vordering tot terugname is
bovendien praktisch onuitvoerbaar.
De advokaten van de groepen uit Nijmegen sloten zich aan bij het betoog uit Amsterdam en maakten zich er voor de rest een beetje van af. Boekhandel de Oude Mol (grootste afnemer van de Tragiek) stelde zich op het volstrekt liberale en nogal a-politieke standpunt dat het een boek was zoals ieder ander boek en dat ze moelijk alles vantevoren konden gaan lezen om dan zelf-censuur te gaan plegen. Pas als het boek verboden zou worden zouden ze stoppen met verkopen. AMOK zei dat niet zij maar het op hetzelfde adres gevestigde Anti-militaritisch Buro het boek had verkocht. De vereniging de Grote Broek liet verstek gaan omdat ze geen vereniging zijn (dan straks zeker een kriminele vereniging). Ze deelden wel een persverklaring uit waarin ze zich vierkant achter de uitgave van de Tragiek stelden.
De advokaat van de Gemeente Nijmegen had een volstrekt plichtmatig
verhaal, zwaaide met wat jurisprudentie maar vergat aan te dringen
op een snelle uitspraak vanwege vermeend spoedeisend belang.
De rechter, die vaak een glimlach niet kon onderdrukken bij
spitsvondigheden van de advokaten, besloot daarop pas vrijdag
aanstaande uitspraak te doen, wat Ravijn de gelegenheid geeft er
voor te zorgen dat ook de tweede druk tegen die tijd helemaal is
uitverkocht.
En zo niet dan zijn er ongetwijfeld anderen die de
verspreiding voort willen zetten.