Een luitenant van Bouterse wordt door Amerikaanse undercover-
agenten in de val gelokt en veroordeeld voor het aanbieden van
faciliteiten voor drugssmokkel.
De hele aktie heeft veel weg van een DEA-operatie opgezet om
de Surinaamse legerleiding te associeren met cocaïne-handel.
Het initiatief hiervoor was afkomstig uit Nederland, via de
infiltrant Dirk Stotijn die werkt voor de CRI en de DEA.
Officeel heeft de CRI de man van de zaak afgehaald meteen toen
bleek dat de Surinaamse legerleiding in het spel was. De
informant liep op eigen initiatief over naar de DEA, die de
operatie doorzette.
De afgelopen week is gebleken dat de CRI in ieder geval altijd
van de voortgang op de hoogte is gehouden door op de
Amerikaanse Ambassade gestationeerde DEA-ers. De betrokken
ministers werden nooit ingelicht.
Buro Jansen & Janssen dook in de archieven om de rol van Dirk
Stotijn tijdens het Boerenveen-proces te analyseren. De vraag
dringt zich op of de CRI met het officieel terugtrekken van de informant, niet juist de weg vrijmaakte voor een DEA-
operatie tegen Bouterse.
Pas vijf jaar na het proces duikt de zaak in de zomer van 1991
ineens weer op.
Na een reeks van uit Amerikaanse bronnen afkomstige
onthullingen over mogelijke drugshandel van Bouterse opent het
NRC-Handelsblad op 31 augustus met het nieuws dat de CRI zich
destijds genoodzaakt voelde de Boerenveen-operatie vroegtijdig
af te breken omdat ze 'politiek te gevoelig' werd geacht.
CRI-rapporten hierover zouden destijds in zeer kleine kring
zijn verspreid, maar zijn wel degelijk direkt doorgestuurd
naar Justitie. Als ze daar niet zijn aangekomen betekent dat
er op het departement èn bij de CRI stukken zijn kwijtgeraakt.
Justitie is dus al in 1985 ingelicht over betrokkenheid van
het Surinaamse leger bij cocaïne-handel.
Korthals Altes verklaart desgevraagd destijds nooits iets over
een dergelijke operatie vernomen te hebben.
De NRC zoekt bij deze gelegenheid de toenmalige Officier van
Justitie Norris nog eens op. Om hem schaterend te laten
vertellen hoeveel moeite het had gekost de verklaringen van
Boerenveen op de band te krijgen. De man fluisterde steeds,
bij de tweede opname bleek de microfoon alleen de
overheersende rap-muziek uit de radio te hebben geregistreerd,
de derde keer is Boerenveen op een boot zo geposteerd dat hij
wel rechtstreeks in de verborgen microfoon mòest spreken.
Deze ontboezeming maakt het bewijsmateriaal waarop Boerenveen
destijds veroordeeld is er niet betrouwbaarder op.
Los daarvan is Norris niet te spreken over de manier waarop de
Nederlande justitie omgesprongen is met de informant die had
geholpen de hele zaak op touw te zetten. Stotijn is in de
steek gelaten, hij heeft volgens Norris absoluut niet de
bescherming gekregen die in dit geval noodzakelijk was
geweest. Stotijn verblijft sinds het Boerenveen-proces op
verschillende onderduikadressen. Zijn kapitale verbouwde huis
in Bathmen werd door de bank geveild, omdat hij vanwege zijn
afwezigheid zijn zakelijke financiële verplichtingen niet na
kon komen.
Deze beschuldigingen aan het adres van de Nederlandse justitie
suggereren op z'n minst meer betrokkenheid van Nederland dan
tot nu toch wordt toegegeven.
Saillant detail is dat Nederland er nog altijd vanuit gaat dat
het een fout van de Amerikaanse justitie die er toe leidde dat
de identiteit van de informant bekend werd. Stotijn hoorde
jaren niets van de CRI, pas na de NRC-artikelen over cocaïne-
handel en Suriname nam de dienst kontakt op. De informant is
nu -volgens diezelfde krant- naar eigen zeggen "hemel op aarde
beloofd" als hij zijn mond maar houdt.
Minister Hirsch Ballin, die zich vorige week naar aanleiding
van deze onthulling moest verantwoorden over de betrokkenheid
van de CRI, probeert krampachtig vol te houden dat er geen
verband is tussen het Nederlandse en het Amerikaanse onderdeel
van de DEA-operatie.
De CRI zegt dat Stotijn onmiddelijk van de zaak is afgehaald
toen het er op leek dat de surinaamse legerleiding met
cocane-handel te maken zou kunnen hebben. De teleurgestelde
informant liep op eigen initiatief over naar de DEA om de
operatie voort te zetten. Vanaf dat had de CRI er niets meer
mee te maken. Zegt hij.
Afgelopen zomer bleek dat de toenmalige en ook de huidige
minister nooit op de hoogte zijn gebracht. En daarin is nog
niet veel veranderd.
Want ondanks het feit dat Hirsch Ballin zijn brief aan de
Kamer afsluit met de ferme uitspraak dat heden ten dage
informatie over de operatie Boerenveen zeker zouden zijn
besproken tussen hem en zijn departement, moet hij al een dag
na het Kamerdebat toegeven dat Stotijn nog in 1988, vier jaar
nadat de aktie was afgebroken, f 10.000,- heeft ontvangen van
de CRI.
Suriname is een mooi voorbeeld van de stelling van de
Amerikaanse kritikus Chomsky dat de Amerikaanse War on Drugs
niets anders is dan méér van hetzelfde: het kreeëren van een
vijandbeeld als exkuus voor druk op onwelgevallige regimes en
overmatige bemoeienis in binnenlandse aangelegenheden.
Aanvankelijk was Bouterse een 'commie', een militaire diktator
met verdachte sympath1ën voor Lybië en een warme gevoelens
voor Cuba. Plannen van CIA-direkteur Casey voor een coup met
behulp van huurlingen werden in 1983 tegengehouden door de
Amerikaanse Senaat; enkele maanden later werd Grenada
binnengevallen. Bouterse begreep de boodschap en zette
onmiddelijk al zijn Cuba-adviseurs het land uit en verbrak
alle banden (Kommentaar van Cuba: Van alle mogelijke reakties
op de inval in Grenada is dit wel de origineelste).
Nauwelijks een half jaar daarna begonnen de Amerikanen, samen
met de Nederlanders met het drugs-scenario: medio 1984 legt
Stotijn zijn eerste kontakten.
In dit licht is het niet meer dan logisch dat de
'kroongetuige' niet is gehoord tijdens het proces in Miami.
Boerenveen's advokaten hadden gedacht met Stotijn's verklaring
de DEA in diskrediet te brengen. Toen bleek dat hij geen
onthullingen over uitlokking wou doen, maar met zijn verhaal
alleen de lezing van het Openbaar Ministerie zou bevestigen,
verloor de verdediging interesse in hem.
Zo werd het voor de Officier van Justitie wel erg makkelijk.
De opsporingsinstanties, het OM incluis hebben er natuurlijk
helemaal geen belang bij als een onkontroleerbare informant
een boekje open gaat doen over de werkwijze van de
verschillende diesnten. Met het besluit Stotijn toch niet op
te roepen, werd vooralsnog voorkomen dat het geheim van de
Nederlandse samenwerking met Amerikaanse inlichtingendiensten
onthuld werd.
De CRI begreep maar al te goed dat betrokkenheid van Nederland
bij zo'n aktie beter niet bekend kon worden. Voor het eerst
sinds de Decembermoorden in 1982 werden weer voorzichtig
kontakten gelegd na de grote verzoening in 1985.
Daarnaast was de diskussie over uitlokking en pseudo-koop in
Nederland op dat moment nog niet zover gevorderd, dat dit
soort akties toelaatbaar werden geacht. Laat staan dat
Nederlandse agenten of hun informanten zich met zo'n opdracht
op buitenlands grondgebied zouden mogen begeven. Sinds wegens
de Decembermoorden het rechtshulpverdrag met Suriname
opgeschort is, mag er officieel niet eens informatie
uitgewisseld worden.
Deze berichten zijn bij de CRI aanleiding tot onmiddelijk
overleg op het allerhoogste nivo. Nog dezelfde dag wordt
beslotende operatie direct te staken.
De minister geeft daarvoor in zijn brief een aantal redenen
op, waarvan de meest voordehandliggende inmiddels bekend zijn:
omdat het van zo'n afstand niet mogelijk zou zijn de operatie
goed te sturen; vanwege aantoonbare fysieke tekorten en gebrek
aan ervaring op dit gebied in dit delicate veld en vanwege de
uitdrukkelijke ongewenstheid om de bron (Stotijn) naar
Suriname te laten gaan.
Een andere vakergenoemd argument is tot nu toe misschien
verkeerd geïnterpreteerd:
"het ontstaan van twijfel bij de rol van de bron nu bleek dat
deze met diverse instanties tegelijkertijd contacten
onderhield en het 'zwaartepunt' zich meer naar de Verenigde
Staten leek te verschuiven."
De schrik zit hem hier niet in het feit dat Stotijn innige
kontakten onderhield met andere diensten. Hirsch Ballin legt
immers een paar bladzijdes eerder zelf uit hoe de informant op
initiatief van de CRI, mèt toestemming van het OM,
rechtstreeks in kontakt wordt gebracht met het Duitse Bundes
Kriminalambt. De operaties die daarop volgen worden in de
brief omschreven als buitengewoon suksesvol, ze leiden tot
diverse aanhoudingen en de inbeslagname van totaal enkele
honderden kilo's cocaïne.
Wat de Minister hier feitelijk schrijft is dat de CRI zich op
dat moment realiseert dat ze via haar infiltrant meespeelt in
een DEA-operatie. Waarvan -volgende punt in de brief- de
politieke implikaties inderdaad niet te overzien zijn,
helemaal als het om het blootleggen van drugslijnen
vanuit Suriname gaat.
Deze optie is niet zo onwaarschijnlijk, als we een van de
andere hoofdrolspelers wat nader onder de loupe nemen.
"De manier waarop alles begon; dat Dick Stotijn me vroeg of ik
goede kontakten had met de mensen van de regering, weet je dat
nog?" Aan het woord is Heymans sr. in een op de video
vastgelegd gesprek met Kenneth Peterson, naar later bleek een
agent van de DEA.
Sylvion Heymans wordt omschreven als een louche surinaamse
zakenman, die niet voor niks in Colombia is gaan wonen. H¡j is
degene die in 1984 in eerste instantie Stotijn benaderd met
het verzoek kontakten te leggen in de drugswereld in Europa en
de Verenigde Staten. De Colombianen willen voorraden aanleggen
in o.a. Nederland en Duitsland. In een later stadium belt
Stotijn hem op met de vraag of hij goede kontakten heeft in de
Surinaamse regering, wanneer dit precies gebeurt is niet
bekend. Vaststaat dat de CRI zich te pletter schrikt als
blijkt dat Heymans niet alleen kontakten heeft met de
Colombiaanse drugsmafia, maar ook met de Surinaamse top.
Stotijn wordt door de Nederlandse drugsbestrijders van de zaak
afgehaald, maar samen met de DEA wordt de zaak doorgezet. Op
het proces werd een band afgedraaid van een telefoongesprek
dat een jaar later werd gevoerd -niet zonder gevoel voor
pathetiek op 25 februari- tussen de Amerikaanse agent Peterson
in de rol van potentiële klant en Heymans in de rol van
drugshandelaar. Heymans antwoordt dat hij geen cocaïne meer
kan leveren, maar hij biedt wel het gebruik van Surinaamse
lucht- en zeehavens aan voor smokkeldoeleinden. Al in dit
stadium legt Heymans er veel nadruk op dat dit gebeurt met
medeweten van de hoogste kringen, "van de top, van de leider
van het land, de leider van de revolutie." Uit de video-banden
die van latere ontmoetingen gemaakt zijn blijkt dat het vooral
Heymans is die de onderhandelingen voert en dat hij
voortdurend herhaalt dat de Surinaamse leiding overal vanaf
weet en dat het geld van de drugsdeal bedoelt is voor het in
ernstige moeilijkhedenverkerende land. Terugkerend thema is:
Boerenveen en Bouterse zijn twee handen op een buik.
Heymans had zelfs zijn zoon meegenomen naar Miami,
administratief direkteur bij de SLM, die al die kontakten
geregeld zou hebben.
In beschouwingen rond het proces is verbazing te horen over de
naïviteit waarmee de drie nieuwbakken Surinaamse coke-dealers
in de DEA-val gelopen zijn. De vraag dringt zich op of hier
dubbelspel wordt gespeeld.
Er is vantevoren zoveel telefonisch onderhandeld over details
en miljoenen dat de eerste de beste Miami Vice-kijker op zijn
vingers na kon tellen dat het mis zou gaan. Of werden deze
gesprekken alleen maar gevoerd om er opnames van te kunnen
maken, die later als bewijsmateriaal kunnen dienen? Zelfs de
definitieve afspraak om met Boerenveen naar Miami te komen
staat op de band.
Tijdens dat laatste telefoontje legt Heymans aan Peterson uit
dat hij eerst met hem alleen wil spreken zodat ze later de
indruk kunnen wekken oude vrienden te zijn. Hij heeft namelijk
de Surinaamse legerleiding wijs gemaakt dat hij Peterson al
jaren kent en in kan staan voor zijn betrouwbaarheid. Het NRC-
Handelblad registreerde destijds: "Tijdens het horen van de
passage waarin de zakenman dit uiteenzet, verscheen gisteren
zelfs op het doorgaans effen gelaat van Etienne Boerenveen
even een gekwelde uitdrukking."
Bang om de vingers te branden trok de CRI trok op het juiste
moment officieel haar handen van deze operatie af. Daarmee
pleit de CRI zich niet vrij, want juist op die manier werd de
weg vrij gemaakt voor de CIA/DEA-operatie die Bouterse moest
afschilderen als grote drugshandelaar. Wellicht heeft het hem
op een idee gebracht.
De CRI wist van de hoed en de rand. Werd al die tijd op de
hoogte gehouden door diezelfde special agent Dale Laverty van
de Amerikaanse Ambassade, die samen met Stotijn de zaak aan
het rollen bracht.
En de minister heeft het niet geweten, toen niet en nu niet.
Die kijkt wel uit.