Stillen heersen over de stad
Gewelddadige aanhoudingseenheden opereren al jaren ongestraft
Met Alex van Veen, gepubliceerd in
Ravage, 6 februari 1998
'Behandel de arrestant correct. Immers zo gauw hij gearresteerd is,
is hij in onze macht en weerloos.' Een van de meest opmerkelijke
richtlijnen die begin jaren tachtig zijn opgesteld ten faveure van
het optreden van aanhoudingseenheden in Amsterdam. Een vrijbrief
voor geweld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel
actievoerders de blauwe plekken en gekneusde ribben weer voelen bij
het aanschouwen van groepen stillen in de stad. Over dit omstreden
politieonderdeel hangt al jaren een waas van geheimzinnigheid. Het
lijkt wel alsof, behoudens de enkele activist, er geen haan naar
kraait.
Vrijwel iedere demonstrant die wel eens te maken heeft gehad met
het optreden van politie in burger, de zogenaamde stillen, kan
erover mee praten. Deze agenten maken zich veelvuldig schuldig aan
gewelddadig optreden in groepsverband. Nauwelijks te onderscheiden
van de gemiddelde demonstrant heeft men vrij spel. Na het
hardhandige optreden trekt men zich vliegensvlug terug achter de
linies van de ME, mishandelde mensen achterlatend. Geen haan die er
verder naar kraait.
Tijdens de Eurotop van afgelopen jaar waren de aanhoudingseenheden
terug van weggeweest. En hoe, je struikelde erover. Het waren de
chaoten en andere demonstranten die op de avond van vrijdag de
dertiende juni kilometerslang door de stad werden opgejaagd door
groepen stillen. De punks die in de kraag werden gevat, konden
rekenen op een flink pak slaag.
Een paar dagen later werden er naar schatting vijftig stillen
ingezet om een ingesloten groep personen op basis van het omstreden
artikel 140 in de knellende plastic boeien te slaan. Diverse
arrestanten zijn door stillen geknepen, geschopt, geslagen en
onheus bejegend. De reeks incidenten vond plaats buiten het zicht
van de aanwezige tv-camera's.
Jubelronde
Het protest op 2 oktober vorig jaar, tijdens de ondertekening van
het Verdrag van Amsterdam, zou een rustig verloop hebben gehad
zonder de aanwezigheid van groepen stillen. Nadat een groep
demonstranten van een leidinggevende korpschef toestemming had
gekregen een 'jubelronde' te lopen rondom het Paleis op de Dam,
liep het uit de hand. Een groep agenten in burger hield zich op
opvallend onopvallende wijze op in de groep. Demonstranten ruiken
meestal van einde en verre of iemand een stille is, herkenbaar aan
kledij maar vooral houding en uitstraling. Als zo'n agent zich dan
ook nog eens als enige 'demonstrant' tooit met een bivakmuts is het
helemaal lachen geblazen.
Nadat een actievoerster uit hilariteit deze muts van het hoofd van
de stille had getrokken, vergelijkbaar met het baldadige aftikken
van de platte pet, sloegen de stillen op tilt. 'Collega in het
nauw', meldde de korpschef die de leiding had over de
aanhoudingseenheden. Het tafereel dat volgde valt nauwelijks te
beschrijven. Verschillende demonstranten werden in het gezicht
geslagen, waarna ze trappen kregen terwijl ze groggy op de
stoeptegels lagen. Er vloeide bloed. De demonstranten die werden
gearresteerd, klaagden achteraf allemaal over mishandeling op
straat en in de politiebus.
Een van de demonstranten: "Nadat ik zag dat een vrouw op
hardhandige wijze werd weggesleept door een groep stillen, deed ik
een poging bovenop haar te gaan zitten. Vervolgens kreeg ik een
trap in m'n gezicht. Zodra ik overeind was gekrabbeld sloeg een
stille tot tweemaal toe met z'n vuist in m'n gezicht".
Pakkers en afschermers
Aanhoudingseenheden zijn begin jaren tachtig ontstaan uit de
behoefte om op professionele wijze aanhoudingen te kunnen
verrichten bij massale gebeurtenissen. De aanhoudingstechniek is
erop gericht de arrestant direct buiten het bereik van omstanders
te brengen. Een aanhoudingseenheid (AE) die te voet werkt, verricht
de aanhouding bij voorkeur op het moment dat een AE-voertuig in de
buurt is of een ME-linie oprukt, zodat de verdachte snel naar het
busje of achter de linie kan worden gebracht.
Een AE bestaat gewoonlijk uit acht leden. Buiten de groepscom-
mandant en de chauffeur fungeren bij toerbeurt telkens twee leden
van de AE als 'pakker', terwijl vier 'afschermers' het publiek op
afstand houden. De arrestant wordt zo snel mogelijk de auto
binnengeduwd en daar met het hoofd en het bovenlichaam op de bank
tegenover de schuifdeur van de auto gedrukt. Dan worden zijn armen
op z'n rug gedaan en wordt hij geboeid. Als de arrestant zich goed
gedraagt, mag hij soms op de bank gaan zitten. Blijft hij zich
verzetten, dan vindt het vervoer geknield plaats, omdat hij zo goed
onder controle is te houden.
Aanhoudingseenheden worden vandaag de dag binnen Amsterdam in de
regel speciaal samengesteld voor ontruimingsacties, demonstraties
en voetbalwedstrijden. Agenten die voor deze teams in aanmerking
komen, dienen reeds hun sporen verdiend te hebben binnen het korps.
Er zijn negen districten, ieder district kan zijn eigen AE
inzetten, dat wordt samengesteld door de hoofdinspecteur. Hun
bevoegdheden zijn dezelfde als die van agenten in uniform, alleen
dienen ze zich te houden aan het draaiboek dat voor de gelegenheid
is opgesteld.
Legitimatieplicht
We spraken recentelijk met een voormalige stille die anoniem wenst
te blijven. Veel wilde hij niet vertellen, maar hij kwam wel met
wat handige tips. Volgens hem wordt er voor de werving van agenten
in burger een interne sollicitatieprocedure uitgeschreven.
"Dienders besluiten zich met name door mond-op-mond reclame aan te
melden tot de aanhoudingseenheden. De selectieprocedure voor de
aanmelding wordt meestal uitgevoerd door een korpschef en een
hoofdinspecteur. Die selectieprocedure bestaat uit een informeel
gesprek. Tegenwoordig moet je een sollicitatiebrief schrijven. Uit
de sollicitaties wordt een shifting gemaakt, waarna de uitnodiging
volgt voor een gesprek."
Als een lid van een AE tot actie overgaat, dient hij zich te allen
tijde te kunnen legitimeren als daar om gevraagd wordt, "tenzij de
snelheid van handelen dit niet toe laat", merkt onze anonieme bron
schamper op. "Iedere stille heeft, naast een portofoon, handboeien
en een pistool, een pasje om z'n hals hangen of in z'n zak zitten
waarop z'n naam staat vermeld. Het kan nooit kwaad om er naar te
vragen, bijvoorbeeld in de politiebus. Ze zijn verplicht hun
identiteit prijs te geven, hetgeen niet wil zeggen dat ze het ook
zullen doen. Stillen wensen graag 'stil' te blijven."
Na mishandeling door een agent in burger, is het niet eenvoudig om
hier aangifte van te doen. Immers, de korpsleiding zal altijd
ontkennen dat degene die je mishandeld heeft tot het korps behoort.
Het is in dit soort gevallen handig als je beeldmateriaal tot je
beschikking hebt waarop de mishandeling is geregistreerd of dat je
getuigen weet te vinden.
Voor iedere actie waar een AE wordt ingezet, wordt een draaiboek
gemaakt. Dat draaiboek, samengesteld door een hoofdinspecteur of
iemand met een hogere functie, beschrijft de taakverdelingen en de
verantwoordelijke mensen die daar over gaan. "Naar aanleiding van
het hardhandige optreden op 2 oktober vorig jaar zou je via een
hogere instantie op het hoofdburo inzage kunnen krijgen of in ieder
geval bekend gemaakt worden met het draaiboek van die dag. Dat is
je enige houvast om de groepscommandant van die dag te kunnen
achterhalen en om hem die beelden te tonen."
We vroegen onze bron waarom stillen zo vaak geweld gebruiken "Omdat
ze heel snel in de anonimiteit op kunnen gaan. Je mag aannemen dat
de agressieve jongens niet zo snel worden aangenomen voor een
functie binnen de AE. Maar nogmaals, dat mag je aannemen."
Geheimzinnigheid
'En wat het in elkaar slaan van arrestanten betreft: de eerste de
beste van mijn eenheid die over de schreef gaat en een arrestant
mishandelt, vliegt eruit. Dat zullen we absoluut niet tolereren.'
Deze stoere taal komt uit de mond van Ad Smit, de oprichter van de
eerste aanhoudingseenheid eind 1980 en onlangs benoemd tot
politiechef binnenstad van Amsterdam. Als hij woord had gehouden,
was er al snel geen aanhoudingseenheid meer over geweest. Dat er
niets klopt van die mooie frasen, blijkt als je de officiële
doelstellingen en richtlijnen vergelijkt met door de jaren heen
verzamelde verhalen en klachten over het stillenoptreden in
Amsterdam.
In het archief van buro Jansen & Janssen is een nooit eerder
gepubliceerde brochure teruggevonden over het stillenoptreden van
begin jaren tachtig in Amsterdam. Dat onderzoek vond plaats in
1985, en ook toen was het niet eenvoudig om iets boven water te
krijgen over de aanhoudingseenheden. Over het optreden van de
Amsterdamse stillenteams hangt een waas van geheimzinnigheid. Met
betrekking tot de aanhoudingseenheden is in de politiebibliotheek
niet meer te vinden dan de oprichtingsrapporten en de evaluatie van
de eerste opleidingen, respectievelijk Rapport Aanhoudingseenheden
I uit 1980, en II uit 1981. In de gemeentelijke Commissie voor
politiezaken is één keer een evaluatie geweest, in 1985 wel te
verstaan.
Het (officiële) idee achter de oprichting van de
aanhoudingseenheden komt voort uit opgedane negatieve ervaringen
bij grootschalige politieoperaties begin jaren tachtig. Analyses
van het optreden van de ME-secties bij rellen wezen uit dat het
nogal vervelend was dat de politie nauwelijks in staat bleek de
grote groep relschoppers en stenengooiers daadwerkelijk op te
pakken. ME-ers stonden maar een beetje 'stenen te happen', terwijl
de strakke discipline van de ME-linies het niet toeliet arrestaties
te maken. Meer aanhoudingen was het doel, niet alleen voor een
gunstige reactie van het publiek, maar vooral ter opvijzeling van
de moraal van de ME en versterking van het zelfvertrouwen.
Vanuit deze frustratie werd een belangrijke wijziging in de
strategie van de ME bedacht: een meer dynamisch gericht optreden.
Na de grote rellen van 1980 en 1981 zien we steeds minder de
statische massale linies ME tegenover demonstranten die elkaar wat
bezig houden: het zogenaamde keep moving systeem. Het optreden
wordt onverwachter, agressiever en chaotischer, en meer gericht op
daadwerkelijke verspreiding van mensen. Voor de isolatie en
arrestatie van 'leiders of stemmingmakers' werden de
aanhoudingseenheden opgericht.
In feite was de oprichting van de eerste aanhoudingseenheid
natuurlijk niet meer dan de legalisering van de bestaande situatie
van eigenmachtig knuppelende agenten. Al bij de befaamde
Vondelstraat-rellen, eind februari 1980, gaan agenten in burger de
straat op om als knokploeg orde op zaken te stellen.
Uit het Klaagschrift Vondelstraat: 'Nadat we door de ME op de Dam
achtervolgd en uit elkaar geslagen waren, stonden we op de brug
leuzen te roepen naar de ME-ers die voor het stadhuis stonden.
Ineens hoor ik achter me: 'En nu moet het maar eens afgelopen
zijn.' Ik kijk achterom en zie een aantal mensen in burger die met
korte stokken (30cm) erop los beginnen te slaan. Ik vlucht weg. Nog
geen twee minuten later als ik kijk waar ze gebleven zijn, zie ik
ze niet meer. Op de gracht ligt een jongen stuiptrekkend op de
grond, bloed stroomt uit zijn mond, zijn kruis is helemaal nat. Op
zijn linkervoorhoofd heeft hij een fikse wond. Even later komt er
nog een jongen, een wond op zijn hoofd waar het bloed uitstroomt,
ook hij had een trap in zijn kruis gehad.'
Verslaggevers herkenden de knokploeg als agenten van bureau
Warmoesstraat, de zaak kreeg nogal wat aandacht. Toen de
slachtoffers daar een klacht wilden indienen, werden ze afgescheept
met het verhaal dat rechercheurs het onjuist vonden een klacht
tegen hun eigen collega's te onderzoeken.
Proefneming
Dit soort incidenten zijn aanleiding voor de oprichting van de
eerste offici‰le aanhoudingseenheid in Amsterdam. En het begint
meteen goed. De opleiding van de nieuwe eenheid moet nog beginnen,
maar ze mogen al de straat op: bij de metro-demonstratie op 10
oktober 1980. Een groep van een paar honderd demonstranten wordt
door politie-provocateurs (van de aanhoudingseenheid) naar het
hoofdbureau geleid waar 163 mensen worden omsingeld en
gearresteerd. Van al die arrestanten worden er uiteindelijk vier
vervolgd. In het Rapport Aanhoudingseenheden I wordt over dit
optreden gezegd dat het was 'om de groep alvast wat sfeer te laten
proeven en ervaring op te doen welke bruikbaar zijn in het komende
oefenprogramma'. De burgemeester en de minister hebben op vragen
altijd ontkend dat het om een proefneming ging.
De eerste aanhoudingseenheid bestond aanvankelijk uit vier groepjes
van zes stillen, onder leiding van een brigadier. Het idee is dat
zo'n groepje de kleinst mogelijke eenheid vormt: twee doen de
feitelijke aanhouding, de rest schermt af en de brigadier doet de
verbindingen. Met minder is het onverantwoord om op te treden. Het
geheel staat onder leiding van een inspecteur en een brigadier, in
totaal dus zo'n dertig man. De agenten zijn volgens een vaste
verdeelsleutel voor 60% afkomstig van de recherche, 30% uit de
uniformdienst en voor 10% uit de verkeersdienst (chauffeurs).
Bij de tweede aanhoudingseenheid, anderhalf jaar later, had men
nogal wat moeite met de werving. De aandacht die daar in het
evaluatierapport aan wordt besteed, geeft een aardig inzicht in de
problematiek. De aanhoudingseenheden worden niet samengesteld op
basis van vrijwilligheid, omdat je dan alleen de rauwdouwers
krijgt. Verder moeten leden niet te jong zijn en niet oud, ze
moeten sportief zijn, relativerend kunnen denken, ook in
stresssituaties, en er wordt een zeer positieve inzet verwacht.
Kortom: 'Geen agressieve mensen, geen individualisten. Beheerste
vormen van zelfverdediging, zoals ju-jitsu en judo strekken tot de
aanbeveling. Dit gelet op het feit dat het resultaat van deze
vormen van zelfverdediging c.q. sport in principe minder desastreus
zijn dan het resultaat van bijvoorbeeld karate of kickboxen.' (Uit
het rapport Aanhoudingseenheden II)
Van de 23 rechercheurs die op basis van deze criteria geselecteerd
waren, hadden er zes zin en de rest niet. Toen moesten er mensen
aangewezen worden, die onder zwaar protest toestemden. In de jaren
daarna bleef het moeilijk de plaatsen op te vullen, en in 1986 werd
uiteindelijk een sanering doorgevoerd. De twee aanhoudingseenheden
werden samengevoegd, en toen bleven natuurlijk de mensen over die
het echt leuk vonden om te doen.
Richtlijnen
Het is belangrijk om het verschil tussen aanhoudingseenheden en
arrestatieteams in de gaten te houden. De aanhoudingseenheden waar
het in dit stuk over gaat zijn 'normale' politiemensen die bij
bijzondere gelegenheden in burger de straat op gaan. In het
dagelijks leven verrichten zij gewoon politiewerk en voor het
stillenwerk hebben ze ooit een speciale training gehad die nog eens
in de zoveel tijd herhaald wordt.
Arrestatieteams daarentegen zijn 'supercops'. Zij worden speciaal
opgeleid voor het aanhouden van vuurgevaarlijke criminelen en
terroristen. Als ze daar niet mee bezig zijn, dan moeten ze
trainen, schieten of hooggeplaatste medemensen beschermen. In
principe worden ze niet ingezet tegen relschoppers, maar bij de
blokkade van de kerncentrale Dodewaard in 1981 had de Amsterdamse
aanhoudingseenheid geen tijd, en zijn er toch leden van het
arrestatieteam ingezet. Optreden met traangasbusjes, en zware
verwondingen bij arrestanten die al in handen van de politie waren,
zijn het gevolg.
De vertrouwelijke richtlijnen waar de aanhoudingseenheden zich aan
hebben te houden, zijn onthullend om te lezen. Als je ze goed
leest, kun je precies zien waar stillen meestal in de fout gaan.
Neem deze richtlijn: 'Behandel de arrestant correct. Immers zo gauw
hij gearresteerd is, is hij in onze macht en weerloos.'
(onderstreping politie, Rapport Aanhoudingseenheid I).
Of dan deze
(uit het Evaluatierapport): 'Het blijkt nagenoeg onmogelijk te zijn
een verdachte, die zich verzet snel de handboeien om te doen.
Gebleken is dat het een betere tactiek is, de verdachte onverwachts
stevig beet te pakken en naar de linies te vervoeren.'
Richtlijn 32 luidt: 'Het daadwerkelijk optreden tijdens een
gewelddadige demonstratie dient bij voorkeur te geschieden op
plaatsen waar normaliter ook veel publiek komt.' Kennelijk wordt er
teveel stiekem in steegjes opgetreden. Bekend voorbeeld is het
optreden op de Dag van de Onrust, i.v.m. de naderende ontruiming
van het Wyers-complex in 1984. In een steegje bij de Kalverstraat
werd iemand door stillen in elkaar geslagen. Een fotograaf van De
Waarheid maakte er foto's van. Even tevoren hadden de stillen over
de scanner te horen gekregen dat het niet nodig was om naar de
Kalverstraat te gaan.
Richtlijn 8: 'Een aanhoudingseenheid maakt de arrestant duidelijk,
dat hij te maken heeft met politieambtenaren, door middel van het
tonen van een legitimatiebewijs en/of het duidelijk zeggen dat de
arrestant te doen heeft met politie.'
Uit een klacht ingediend door een advocaat over het optreden bij de
Stadhuisblokkade van het Comité geen fascisten in de Raad, april
1986: 'Mijn cliënt werd gearresteerd door leden van een
aanhoudingseenheid, die zich niet als politiemensen bekend maakten.
Hij dacht eerst dat het ging om een knokploeg van de Centrumpartij.
Bij zijn arrestatie werd hij geschopt in zijn zij en tegen zijn
ballen. Hij heeft er een gekneusde rib aan overgehouden. Zijn
kleren zijn eveneens stukgerukt en hij is aan zijn haren de
arrestantenbus ingesleurd. Een medearrestant die op dezelfde manier
de bus ingesleept werd en daartegen bezwaar maakte omdat hij toch
gewoon meewerkte, kreeg als reactie daarop een vuistslag in het
gezicht. Ook werden er dreigementen geuit: je moet je bek houden,
anders kom ik naar achteren.'
Aansluitend, uit het Evaluatierapport van 1981: 'Tijdens de
training zelfverdediging zijn een aantal dingen geleerd die
praktisch bruikbaar zijn. Tevens zijn een aantal dingen geleerd die
beslist niet gedaan moeten worden tijdens een gewoon optreden.'
Uit de richtlijnen blijkt duidelijk wat de politie zelf de grootste
risico's vindt. Rammen in stille steegjes of buiten het oog van de
pers, mishandelen als iemand al handboeien om heeft. Door dit soort
dingen nadrukkelijk in de richtlijnen te vermelden, geeft men
impliciet toe dat die overtredingen wel plaats hebben gevonden en
dat er een groot risico is dat ze in de toekomst weer plaats zullen
vinden.
Controle
Ook in de jaren tachtig was controle op aanhoudingseenheden
eigenlijk niet mogelijk. Klachten werden genegeerd, feiten ontkend.
De burgemeester schoof de verantwoordelijkheid door, en de
Rijksrecherche deed niets. Gemeenteraadsleden namen niet de moeite
zich in de materie te verdiepen. Als er eind 1985 eindelijk een
evaluatie in de Commissie voor Politiezaken komt, worden er precies
dezelfde vragen gesteld als in 1980, naar aanleiding van de
ontruiming van het kraakpand Grote Wetering.
Geen vragen over beleidslijnen of geweldsinstructie. Burgemeester
Van Thijn verbindt aan het afgenomen aantal klachten triomfantelijk
de conclusie dat het dus wel minder erg geworden zal zijn. De
ervaring van het Klachtenbureau Politieoptreden en advocaten was
dat klachten tegen stillen bijna nooit gegrond werden verklaard.
Meer nog dan bij andere klachten wordt het onderzoek getraineerd,
dekken maatjes elkaar, is niet te achterhalen wie de betreffende
stille geweest moet zijn en wordt eraan getwijfeld of het
betreffende incident überhaupt wel is voorgevallen.
Na de ontruiming van de Lucky Luik (noodtoestand, brandende tram)
werd er op hoog niveau afgesproken dat de stillen buiten schot
zouden blijven. Na twee dagen van rellen waren er zoveel klachten
over het politieoptreden dat er wel iets moest gebeuren. Uit
notulen van het Driehoeksoverleg (die toen nog heel uitgebreid
waren) blijkt hoe de hoofdcommissaris de boot heeft weten af te
houden. Hij zegt dat 'een onderzoek door de Rijksrecherche
stigmatiserend zal werken ten aanzien van de aanhoudingseenheden.'
Natuurlijk is er wel wat fout gegaan, maar: 'een individuele
vervolging van de leden van de aanhoudingseenheden zou aan een
streven ter verbetering van hun optreden afbreuk doen.'
Het staat
er echt!
Ondanks het feit dat de klachten tot de ernstige categorie
behoorden, bleek de burgemeester gevoelig voor het pleidooi om
politiemensen niet te vervolgen, en in plaats daarvan structurele
veranderingen door te voeren om herhaling te voorkomen. De vraag is
echter of de klachten over het stillenoptreden alsnog buiten het
onderzoek van de Rijksrecherche gehouden kunnen worden. De
hoofdofficier van Justitie beloofde dat hij zou bekijken wat hij
kon doen. Zo besprak het Driehoeksoverleg de afloop van de
klachtenbehandeling, nog voor er een onderzoek gestart was.
Er is
sindsdien niet veel veranderd.
Evel