'De Roemeense revolutie begon op Malta'.
Eindelijk is aan het
licht gekomen hoe de gehate dictator Nicolae Ceaucescu ten val
werd gebracht. Het hardnekkige gerucht dat al bijna vijf jaar
de ronde doet in Roemenië is met de openbaarmaking van het
Voorlopig verslag van de Roemeense geheime dienst (SRI) over
de gebeurtenissen van december 1989 nu officieel vastgelegd.
De revolutie was een door buitenlandse geheime diensten
gecoördineerde samenzwering van anti-Roemeense krachten, die
tot doel had de soevereiniteit en de territoriale integriteit
van het land te verstoren. Het waren de opruiende activiteiten
van bij de Securitate als Sovjet-agenten bekende intellectuelen
en het gestook van door de Hongaren in speciale kampen opgeleide
Roemeense vluchtelingen die in 1989 de binnenlandse veiligheid
in gevaar hebben gebracht. Een sleutelrol heeft volgens het Verslag
ook de voormalige Joegoslavische consul-generaal uit Timisoara
gespeeld. Hij wordt beschreven als Hongaars-Joegoslavische
dubbelagent, zijn bijdrage bestond uit naar Joegoslavië smokkelen
van het eisenpakket van de eerste demonstranten in Timisoara.
Door die informatie aan de massamedia door te spelen heeft hij de
destabilisering van het land in gang gezet.
Het SRI-rapport, dat nog het meest doet denken aan een slechte
politie-thriller, is duidelijk een poging de Securitate vrij
te pleiten van alle misdaden en te presenteren als een
'patriotische organisatie met een zuiver geweten'. De
verantwoordelijkheid voor het openen van het vuur op de
demonstranten wordt bij het leger en bewapende burgers gelegd,
die in de algemene verwarring van de revolutie op elkaar
geschoten zouden hebben. De 'ongewapende Securitate' treft
geen enkele blaam, integendeel, de Securitate heeft de
situatie goed ingeschat en zich meteen aan de zijde van het
volk geschaard.
De Roemeense autoriteiten kunnen dit rapport van de geheime
dienst goed gebruiken als bewijs van goedkeuring voor hun
omgang met het verleden: alle Securitate-officieren en
Politburo-medewerkers die na december 1989 aangeklaagd werden
voor medeplichtigheid aan volkerenmoord zijn intussen alweer
op vrije voeten. Het is een voorlopig hoogtepunt in de
rehabilitatie van de Securitate. In talrijke boeken, memoires,
romans en interviews met ex-Securitate-officieren wordt het
idee van een 'vaderlandse Securitate' gepromoot en wordt
Ceausescu beschreven als slachtoffer van een geheime
overeenkomst die door Gorbatjov en Bush bij hun ontmoeting
begin december op Malta gesloten zou zijn.
De revolutie is verworden een kalenderdatum, een rood getal op de kalender. Binnen de kortste keren lijkt het een vanzelfsprekende feestdag. Het Roemeense parlement maakte niet 22 december tot nationale feestdag, maar 1 december. Op 1 december 1918 werd het moderne Groot-Roemenië uitgeroepen. Destijds was dat de roemrijke afsluiting van een tijdperk. Nu staat het voor een onafgeronde nationale kwestie. Voor de voltooiing van Groot Roemenië ontbreken Noord Boekovina en Besarabië die sinds het einde van de oorlog bij de Sovjet Unie horen, en Zuid Dobrudscha, dat in Bulgarije ligt. De eerste december is een mythe van een geheel andere grootte als de 22ste december. Dat was het einde van een diktatuur. Voor het nationalistisch gevoel te weinig. Nationalistisch gevoel groeit met territorium, niet met democratie.
Bij het eerste lustrum van de Roemeense revolutie is er niet
veel te vieren. De meeste mensen denken liever niet terug aan
die dagen. President Iliescu zal net als voorgaande jaren 's
morgens bloemen leggen bij de kruizen ter herdenking van de
slachtoffers. Het ritueel wil dat die bloemen even later weer
weggehaald worden door de erfgenamen van de studenten die in
het voorjaar van 1990 het Universtiteitsplein wekenlang bezet
hielden. Ook die demonstranten zijn in het vergeetboek
geraakt. Het enige dat is blijven hangen is het beeld van hun
populaire leider Marian Muntenau. Hij raakte zwaargewond bij
de aanval van de mijnwerkers die in opdracht van de regering
het plein kwamen schoonvegen, en werd in het ziekenhuis
gearresteerd. De foto van zijn geknakte lichaam, de lijdende
ogen, het lange haar en de baard riep onvermijdelijk
associaties op met Jezus Christus als martelaar.
Vandaag de dag verspreidt Marian Muntenau het woord voor zijn
partij de Beweging voor Roemenië (MFR). 'Beweging' verwijst
direct naar de Legionairen uit de jaren dertig, ook bekend als
de IJzeren Garde, of de Beweging van de Aartsengel St.
Michael. De ideologie van de MFR is gebaseerd op de principes
van destijds. Een Nieuwe Generatie moet het volk doordringen
van de spirituele eenheid van het (orthodox) christelijk lot.
Het martelaarsschap speelt een grote rol in het streven naar
de Roemeense geest, de Roemeense kracht.
In 1990 liet Muntenau, toen al met een groot ijzeren kruis om
zijn nek en een zware leren gordel om zijn middel, op het
Universiteitsplein gigantische menigtes demonstranten die hij
toesprak voor hem knielen. Nu hij zich tooit in zwarte hemden
met rune-tekens zijn de massa's verdwenen, maar dat lijkt hem
niet te deren. Munteanu spreekt in kleine zaaltjes voor jonge
mensen over het Legionair handboek en draait cassettes met
toespraken uit 1937. Het samenzijn wordt besloten met het
zingen van de hymne de Heilige Legionaire Jeugd.
De geschiedenis oefent een grote aantrekkingskracht uit.
Roemenië maakt de laatste jaren een ware Antonescu-revival
door. Marshal Ion Antonescu trok in 1941 ten strijde tegen de
Russen om de door de Sovjet Unie bezette gebieden Besarabië en
Noord Boekovina (zo ongeveer het huidige Moldavië) terug te
veroveren. Het oversteken van de grensrivier de Prut geeft hem
het aura van een moedig man, die opkwam voor Roemenië. Dat hij
na de oorlog ter dood veroordeeld werd in een stalinistisch
showproces vergroot met terugwerkende kracht zijn
populariteit. Boeken over het leven van Antonescu, vaak
vertaalde heruitgaven geschreven door revisionistische
historici, vinden gretig aftrek.
Standbeelden moeten er komen voor deze nieuwe nationale held.
Een van de eersten werd onlangs onthuld in wat wel de
'zigeunerhoofdstad' wordt genoemd: Slobozia, in Moldavië
vlakbij Iasi. De plechtigheid op het terrein van het
plaatselijk politieburo werd bijgewoond door de
staatssecretaris van Cultuur, Mihai Ungheanu. Zijn partij, het
extreem-nationalistische Groot Roemenië (Romania Mare) trad
een paar maanden geleden op uitnodiging van Iliescu toe tot de
regering.
Paradoxaal genoeg stelde datzelfde ministerie van Cultuur een
prachtige zaal ter beschikking voor de start van de Roemeense
toernee van de tentoonstelling De Wereld van Anne Frank. Deze
in Amsterdam gemaakte expositie laat aan de hand van het leven
van Anne Frank de geschiedenis van de Holocaust zien. De
tentoonstelling sinds 1985 al meer dan 40 landen bezocht. Ook
in Roemenië is een apart onderdeel toegevoegd over het lot van
de joden in het land zelf, met hulp van het Holocaust Memorial
Museum in Washington samengesteld door historici uit Roemenië.
De opening in Boekarest geldt als één van de moeilijkste in
Oost Europa. Over het eigen aandeel in de Holocaust is
bijzonder weinig bekend in Roemenië. Dat komt niet alleen
omdat de vervolging van de joden een verboden onderwerp was
onder Ceausescu. De Tweede Wereldoorlog had voor Roemenië een
zeer grillig verloop. Marshal Antonescu sloot in 1941 een pact
met Hitler om gebieden op de Russen terug te veroveren, maar
wisselde in 1944 van bondgenoot toen de Duitsers aan de
verliezende hand leken te zijn. Ook het lot van de joden was
sterk van zijn opportunisme afhankelijk. In Transnistrië
werden aan het begin van de oorlog tienduizenden mensen de
dood in gejaagd, terwijl de vervolging later elders in het
land bleef steken bij maatregelen die de joden beroofden van
hun burgerschap en van hun mogelijkheden van bestaan. Dat
Antonescu in 1942 weigerde de treinen naar Duitsland te laten
rijden, heeft in sterke mate bijgedragen aan de mythe van
Roemenië als veilige haven voor vluchtelingen uit heel Europa.
De feiten die de tentoonstelling over de Holocaust in Roemenië
presenteert maken een eind aan veel van de uitvluchten die de
Roemenen moeten vrijpleiten van verantwoordelijkheid.
Antonescu heeft nooit joden naar Duitse concentratiekampen
gestuurd, dat klopt, hij had een eigen vernietigingsprogramma
dat vooruitliep op dat van de Duitsers. Na de progrom in Iasi,
in juni 1941, drie dagen na het uitbreken van de oorlog,
hielden de Roemenen een razzia en pakte duizenden joden op. De
mannen werden in vrachtwagons gepropt, de treinen bleven net
zo lang rijden tot de meeste mensen van uitputting gestorven
waren. Favoriet vervolg was het etaleren van de dode lichamen
aan vleeshaken in joodse slagerijen, compleet met een bordje
'kosher vlees'.
De Russen hebben inderdaad ook flink huisgehouden tijdens de
laatste weken van de bezetting van Besarabië en Noord
Boekovina, maar de zuiveringsacties van het oprukkende
Roemeense leger in de zomer van 1941 overtroffen volgens Raoul
Hilberg het voorafgaande in wreedheid en in aantallen
slachtoffers. Na Antonescu's aankondiging dat het moment voor
gedwongen evacuatie van de joden uit het noordoosten
aangebroken was, begonnen plaatselijke commandanten
onmiddellijk met het over de grens zetten van de eerste 30.000
mensen. De bruggen over de grensrivier de Prut werden
afgesloten, terugkeer was niet mogelijk. Wie niet na lange
omzwervingen van de honger stierf, werd door de Duitse
achterhoede van het tegen de Russen vechtende front opgesloten
of afgemaakt. Dat de joden op 'buitenlands grondgebied'
stierven is tot op de dag van vandaag aanleiding tot discussie
over de schuldvraag. Voor het gemak wordt daarbij vergeten dat
het grensgebied ten oosten van de Prut, Transnistrië in de
Oekraïne op dat moment bezet werd door de Roemenen.
Zelfs de Nazi's ging het allemaal veel te snel. Toen de Roemenen zelf begonnen met het inrichten van concentratiekampen omdat deportatie naar het Oosten nog niet mogelijk was, verzocht Eichmann het Ministerie van Buitenlandse Zaken Roemenië te laten stoppen met deze ongeorganiseerde, voorbarige inspanningen zich van de joden te ontdoen. De vernietiging van de Duitse joden had voorrang. Toen Eichmann echter een paar maanden later met de Duitse spoorwegen onderhandelde over de juiste hoeveelheid treinen voor het transport van 200.000 joden uit Roemenië naar de vernietigingskampen in Lublin, veranderde Antonescu van gedachten. In augustus 1942, als de Roemenen zonder enige hulp al bijna 300.000 joden hebben omgebracht, weigerden ze verder mee te werken aan de Duitse plannen. 'De Duitsers hadden geen rekening gehouden met het feit dat dit niet alleen een land was met een buitensporig hoog percentage pure moordenaars, maar dat Roemenië ook het meest corrupte land was van de Balkan.' concludeert Hannah Arendt in haar boek Eichmann in Jeruzalem. Antonescu had ontdekt dat er een veel makkelijker manier was om van de joden af te komen: verkopen voor harde valuta, 1300 dollar per hoofd. Zo werd Roemenië een van de weinige mogelijkheden voor joden om te emigreren naar Palestina tijdens de oorlog.
Vera Campeanu was als lid van het Roemeense Helsinki-comité
voor de mensenrechten betrokken bij de voorbereidingen van de
Anne Franktentoonstelling in Boekarest. Voor Campeanu is de
hele discussie over de rol van Antonescu van ondergeschikt
belang: "Objectief gezien was Antonescu een moedig man, en dat
is het enige dat telt voor de Roemenen. Wat hij verder heeft
gedaan doet niet ter zake. Dat zijn dapperheid een paar
zigeuners het leven kostte maakt niemand wat uit. En die paar
joden...who cares?"
Toch is Antonescu maar een deel van het probleem. Roemenen
hebben een totaal gebrek aan historisch besef. Neem de manier
waarop zigeuners benaderd worden. Roemenen haten zigeuners tot
in het diepst van hun hart. Zelfs de meest verlichtte
intellectuelen haten de zigeuners, overal in Roemenië. Wat
vergeten lijkt te zijn, is dat de Roemenen zigeuners tot in
het midden van de vorige eeuw als slaven hielden. Roemenen
hebben absoluut niet het idee dat ze verantwoordelijkheden
hebben ten opzichte van de minderheden die ze slecht behandeld
hebben. Zigeuners vormen een bedreiging voor Roemenië, punt
uit."
Na de val van Ceausescu doken er in de pers verhalen op over
de afkomst van de voormalig diktator. Het verhaal over zijn
ware afkomst kwam naar boven. Onderzoek in zijn geboortedorp
wees uit dat hij van oorsprong niet Roemeens was, maar
voortkwam uit een zigeunerfamilie. President Iliescu mag wel
uitkijken want over hem doen nu vergelijkbare verhalen de
ronde.
Vera Campeanu: 'Die nationalistische benadering geldt niet
alleen de geschiedenis, maar bijna alle sociale problemen.
Iemand die iets verkeerd heeft gedaan is niet Roemeens, kàn
eenvoudigweg niet Roemeens zijn. Roemenen zijn niet goed, ze
zijn perfect. Omgekeerd gaat het ook op. Iemand die bij
Corneliu Vadim Tudor (voormalig hofdichter van Ceausescu, nu
leider van de Partij van de Roemeense Nationale Eenheid, PUNR)
uit de gratie raakt, loopt het risiko zijn Roemeense
kwaliteiten te verliezen. Zelfs als zo iemand echt 100 procent
Roemeens is. Hij wordt uitgemaakt voor zigeuner. Of voor jood.
De boodschap is duidelijk: dit is het slechtste wat je kunt
zijn. Zo genoemd te worden is het ergste wat je kan
overkomen.'
De idee van het Ware Roemenië is altijd nauw verbonden geweest
met xenofobie en superioriteitsgevoel. Maar de bedreiging van
buitenaf en de angst voor 'de ander' vindt telkens weer haar
hoogtepunt in jodenhaat. Het feit dat er objectief gezien
nauwelijks nog joden zijn is niet van belang, het vijandbeeld
is springlevend.
Voor de oorlog woonde er meer dan 800.000 joden in Roemenië;
nu is dat aantal geslonken tot een te verwaarlozen groep
20.000 -meest oude- mensen op 23 miljoen inwoners. Wie niet
vermoord, gedeporteerd of op de vlucht gejaagd werd in de
oorlog, kon onder Ceausescu emigreren naar Israël. Roemenië
ontving in ruil hiervoor kopgeld van Israël en de status van
meest favoriete handelspartner van de Verenigde Staten.
De mythe van het anti-semitisme zonder joden kent vele
varianten.
Geheel in lijn met de tendens die ook elders in Oost Europa te
zien is, krijgt het judeo-bolsjewistisch complot de schuld van
de communistische machtsovername na de Tweede Wereldoorlog. In één moeite door worden de joden nu ontmaskerd als de
veroorzakers van de revolutie van 1989. De laatst overgebleven
joden hebben het zwaar te verduren. De eerste post-
communistische premier Petre Roman wordt altijd weer opgevoerd
als exponent van het 'joodse-vrijmetselaar kapitaal' en als
'handlager van het Internationaal Monetair Fonds'. Het boek De
KGB en de Roemeense revolutie dat onlangs in grote oplage
verscheen, legt zelfs een direct verband. De vader van Roman,
een voormalige hoge partijfunctionaris uit een oud joods
geslacht zou Roemenië na de oorlog aan de 'aziatische' Sovjets
verraden en uitgeleverd hebben. Zoonlief zet nu onder andere
politiek-ideologische voorwendselen deze vijftig jaar geleden
begonnen 'totale oorlog' tegen Roemenië voort. In dienst van
opdrachtgevers uit het westen natuurlijk.
Dit boek, met een motto van Jean Marie le Pen, verscheen bij
de uitgeverij van Pavel Corut, vroeger Securitate-officier, nu
prominent lid van de extreemrechtse PUNR. Corut zelf schrijft
bestsellers waarin hij inzage in rapporten van de geheime
dienst koppelt aan onbewezen beweringen en hypotheses die
doorsnee science-fiction in het niets doen verdwijnen.
Terugkerend thema bij Corut edelmoedige, patriotische strijd
tegen vreemde indringers die de Securitate in december 1989
voerde, geheel in de zin van 'oerRoemeens-dacische traditie'.
Dat Ceausescu het slachtoffer is geworden van een
internationale samenzwering komt als centrale stelling terug
in het eerder geciteerde Verslag van de Roemeense geheime
dienst over de gebeurtenissen van december 1989.
Bij gebrek aan oude joden kiest opgekropte agressie de 'nieuwe
jood' als uitlaatklep. Na de aanval van de mijnwerkers in juni
1990 poneerde de filosoof Andrei Cornea de gewaagde stelling
dat hier sprake was van een ware progrom.
De mijnwerkers
hadden het niet alleen gemunt op studenten en intellectuelen,
ook zigeuners werden in elkaar geslagen, een combinatie die
destijds nogal wat vragen opriep. Volgens Cornea richtte de
uitbarsting van redeloos geweld zich op het beeld van de 'de
nieuwe jood'. De twee getroffen bevolkingsgroepen
vertegenwoordigden ieder de helft van de klassieke anti-
semitische bedreiging. Enerzijds de handel, de woeker en de
vage transacties, anderzijds het 'volk van het Boek'. De link
werd gelegd door president Iliescu. In de overheidscampagne
die de demonstranten op het plein tot publieke vijanden moest
maken gebruikte hij het woord 'golani': tuig, schorum. Bekende
intellectuelen en schrijvers gingen tot verbijstering van de
man in de straat die term als geuzennaam voeren. Vanaf dat
moment hoorde het woord 'golan' bij de twee groepen,
letterlijk sloeg het op het smerige element, in zijn nieuwe
betekenis op het spirituele element.
De mijnwerkers die naar Boekarest kwamen om de openbare orde
te herstellen lieten het niet bij het schoonvegen van de
straten. De knokploegen drongen universiteitsgebouwen binnen
en sloegen leslokalen en laboratoria kort en klein;
partijgebouwen van de oppositie ondergingen hetzelfde lot. Een
vergelijking met de schending der synagogen en het vernielen
van het Boek dringt zich op. Andrei Cornea beschrijft hoe ook
aan andere voorwaarden was voldaan: de massa was ontvankelijk
en het gezag hield zich afzijdig de progrom was een feit.
Tot incidenten van dergelijke omvang is het de laatste jaren
niet gekomen, maar de materie blijft problematisch.
Als
variatie op het thema 'anti-semitisme zonder joden' deed zich
eind oktober een incident voor dat kortweg hier op neer komt:
iedere jood erbij is er één teveel. De rel rond de komst van
de nieuwe Amerikaanse ambassadeur heeft alle elementen van de
hedendaagse Roemeense politiek in zich: een grote voorliefde
voor schandalen, gebaseerd op vooroordelen en verhalen.
De nieuwe Amerikaanse ambassadeur heet Alfred Mozes, hij wordt
dezer dagen in Roemenië verwacht. Mozes is een vooraanstaand
lid van de joodse gemeenschap in de Verenigde Staten, en als
zodanig al jaren actief in allerlei organisaties.
Eind oktober zou Iliescu op staatsbezoek naar de Verenigde
Staten, een voor Roemenië niet onbelangrijke gebeurtenis.
Daags voor zijn vertrek verschijnt er een open brief in de
Roemeense pers, gericht aan de Amerikaanse regering. De inhoud
kort samengevat: die ambassadeur, die moeten we niet. De brief
is een fraai staaltje van politiek raffinement. Over het feit
dat de ambassadeur joods is wordt met geen woord gerept,
tegelijkertijd gaat de brief nergens anders over. Mozes worden
zijn contacten met Ceaucescu aangewreven, kennelijk was hij
betrokken bij uitreismogelijkheden naar Israël. De vraag is of
iemand die zich hard maakt voor een beperkte groep mensen zich
wel kan inzetten voor een heel volk.
De brief, een initiatief van een lid van de onlangs tot de
regering toegetreden extreemnationalistische partij PUNR, is
ondertekend door 7 parlementsleden waaronder twee leden van de
oppositie. Die twee zijn door hun respectievelijke partijen de
Burgeralliantie en de Liberale partij inmiddels geroyeerd.
De opening van het Holocaust Memorial Museum in Washington
wordt in herinnering gebracht. Iliescu was daarbij aanwezig
maar had tot grote verontwaardiging van het nationalistisch
thuisfront geen protest aangetekend tegen het overdreven
aandeel in de Holocaust dat door het museum aan Roemenië wordt
toegeschreven. Misschien heeft Alfred Mozes wel invloed gehad
op de tot standkoming van die tentoonstelling.
De speculaties nemen een hoge vlucht. De brief zat veel
intelligent in elkaar voor een Roemeens initiatief. Was hij
soms in Amerika geschreven? Was het een voorzetje om Iliescu
iets positiefs te laten kunnen zeggen over de mensenrechten in
Roemenië?
Iliescu voelde zich in ieder geval genoodzaakt publiekelijk
stelling te nemen over de ambassadeurskwestie: dit was niet de
officiële positie van de Roemeense regering, noch die van het
parlement. Dat de kwestie buiten de landsgrenzen nauwelijks
aandacht kreeg, had Iliescu niet door. Clinton gaf geen sjoege
toen de Roemeense president over de kwestie begon.
Het verhaal heeft nog een staartje. Op de terugweg had Iliescu
in Londen een ontmoeting met de joodse gemeenschap. Om te
praten over anti-semitisme in Roemenië. Sterker nog, hij sprak
met vertegenwoordigers van het joodse zakenleven. Om hen te
verleiden geld in Roemenië te steken. Zijn gesprekspartners
waren niet onverdeeld enthousiast. Eerst moet er maar eens
duidelijkheid komen over genoegdoening voor al die joden die
door de plotselinge toestemming naar Isra‰l te emigreren
gedwongen waren hun huis en bezittingen onder de prijs te
verkopen, aan de staat.
Dit deel van Iliescu's reis is -godzijdank- vooralsnog aan de
aandacht van de Roemeense pers ontsnapt.
Vera Campenau van het Helsinki-comité voor de mensenrechten
kan zich erg kwaad maken over dit soort voorbeelden van
slechte timing.
'Het parlement nam een nieuw wetsvoorstel op homosexualiteit
aan, precies op de dag dat er een aantal vertegenwoordigers
van de Raad voor Europa in de stad waren. Die timing getuigd
van zo'n grenzeloze domheid! Roemenië is onder voorbehoud lid
geworden van de Raad, vooral Nederland had veel kritiek op
onze mensenrechtenpolitiek. Roemenië zou daarom elke zes
maanden controle krijgen.
In dit land kun je nog steeds opgesloten worden omdat je
homosexueel bent. Het wetsvoorstel van de Kamer van
Afgevaardigden is nog veel slechter dan het huidige artikel
200. De ontwerptekst formuleert uitlokking zo breed dat zelfs
een programma in het kader van ons minderhedenproject opgevat
kan worden als reclame maken voor homosexualiteit. De Kamer
van Afgevaardigden staat bekend als wat liberaler dan de
Senaat, dat maakt het extra erg dat dit voorstel daar nu is
aan genomen. De kwestie ligt nu bij de bemiddelingscommissie
die een compromis moet formuleren tussen het voorstel van de
Kamer van Afgevaardigden en dat van de Senaat.
Het grote probleem is dat niemand opkomt voor homosexuelen,
niemand heeft er iets mee. Homosexualiteit bedreigt de
toekomst van Roemenië, want homo's krijgen geen kinderen.'
De tentoonstelling De Wereld van Anne Frank laat de hand van
het leven van een opgroeiend meisje zien waar
vreemdelingenhaat en anti-semitisme toe kunnen leiden. De
vraag is of die boodschap aankomt in Roemenië. Het dagboek van
Anne Frank is in het begin van de jaren zestig vertaald, maar
sindsdien nooit meer opnieuw uitgegeven. Het verhaal is dus
niet algemeen bekend.
Vera Campeanu heeft haar bedenkingen: 'Het is onmogelijk te
voorspellen of het een succes wordt of een totale flop.
Roemenen zijn niet geïnteresseerd in minderheden. Mensen
willen niet geconfronteerd worden met dit soort feiten uit hun
eigen geschiedenis. Oudere mensen zullen hun ideeën niet
veranderen om een paar foto's. Of -als ze al komen- kan het
zijn dat hun reacties is: één kind, in 1944, wat maakt dat nou
uit. Mijn hoop ligt bij de jonge generatie, het Ministerie van
Onderwijs moet zijn best doen om scholen hierheen te krijgen.
Leerlingen en hun leraren zijn het belangrijkste deel van de
bezoekers.'
Lya Benjamin, de joodse historica die de afgelopen maanden
samen met de publicist Andrei Oistenanu keihard gewerkt heeft
aan het samenstellen van de tentoonstelling over de Holocaust
in Roemenië, is zeer stellig: 'Het is heel belangrijk dat de
foto's van de Roemeense Holocaust nu midden in Boekarest
hangen. In het Joods Museum had ik de foto's van
concentratiekampen in grote mappen, openlijk tentoonstellen
mocht onder Ceausescu niet. We kunnen eindelijk laten zien wat
er is gebeurd. Maar de Roemenen vinden zichzelf een volk dat
veel geleden heeft, er moet niet een groep zijn die meer
lijden claimt. Ik denk niet dat er nu ineens geluisterd zal
worden.'
Lya Benjamin is, net als alle andere mensen meewerkten aan de
tentoonstelling, erg teleurgesteld dat er geen Roemenen hebben
gesproken bij de opening van de expositie. De Anne
Frankstichting had alle kaarten gezet op de aanwezigheid van
president Iliescu bij de ceremonie, maar die liet op het
laatste moment verstek gaan. Het kabinet stuurde wel een
vervanger, maar die had voor de nieuwe Nederlandse ambassadeur
in Boekarest protocollair niet genoeg aanzien had om na haar
het woord te mogen voeren. Daardoor waren er alleen maar
buitenlanders die een speech afstaken (de ambassadeur, de
directeur van de Anne Frankstichting en een van de
subsidiegevers) en dat vergroot het risico dat de Roemenen de
tentoonstelling afdoen als een Europees project waar zij niks
mee te maken hebben. Lya Benjamin: 'Er moet een moment komen
dat de joden buiten de muren van hun eigen getto treden. De
opening had zo'n moment kunnen zijn. Dat er niemand gesproken
heeft bevestigt voor het publiek het idee dat joden geen recht
van spreken van hebben.'
Ook Vera Campeanu vreest voor de gecreëerde afstand: 'Het
laatste waar de Roemenen op dit moment behoefte aan hebben, is
mensen uit Europa die hen komen vertellen dat ze een stelletje
klootzakken zijn.
Het gevaar bestaat dat deze tentoonstelling een golf van anti-
semitisme gaat veroorzaken.'
Het joodse weekblad Revista Cultului Mozaic ging om die reden
zeer behoedzaam te werk bij het aankondigen van de Anne Frank
tentoonstelling. De redaktie van de laatste joodse krant
besloot de titels van de panelen over de Holocaust in Roemeni‰
niet op te nemen,
uit angst de extreem nationalistische Corneliu Vadim Tudor te
provoceren.
Het uitgebreide programma dat rondom de tentoonstelling is
georganiseerd, met diverse debatten tussen historici en
trainingen mensenrechtenonderwijs voor leraren, moet veel
goedmaken.
De televisie en radio besteedde redelijk wat aandacht een de opening van de tentoonstelling als gebeurtenis. De reakties in de geschreven pers waren moeilijker te peilen. Daags na de opening verschenen er geen kranten, of alleen noodedities. Vanwege de papierkrisis, of zoals het grootste onafhankelijke dagblad Romania Libera het formuleerde 'vanwege de politieke repressie van de onafhankelijke pers.' Steeds als de regering van Iliescu te kampen heeft met zware kritiek, blijkt er een tekort aan papier. De prijzen rijzen de pan uit, vooral voor oudere mensen is het rondkomen erg problematisch. De spanning stijgt. Roemenië blijkt niet compatibel met Europa. De mensen zijn moe, ze wachten af.
Een dag na de opening van de Anne Franktentoonstelling stond
er een kraampje op het Universiteitsplein, met spandoeken en
handtekeningenlijsten. Echte mannen met baarden die -enigszins
giegelend uit onwennigheid- een petitie hielden tegen de
legalisering van homosexualiteit. 'Onze kinderen mogen geen
homo's worden' was de boodschap, 'Nee tegen homosexualiteit'.
Een paar uur later waren ze verdwenen, van de straat geslagen
door mensen die het daar weer niet mee eens waren.