Hoe zou jij dat nou aanpakken?

Het nadeel van de twijfel

Met bijlage: Infiltratie als Stasi-strategie

Gepubliceerd in NN, 1991


De publiciteitsgolf rond de BVD van de laatste tijd heeft niet alleen tot gevolg dat er nu Kamerbreed gediskussieerd wordt over het funktioneren van inlichtingendiensten. Na het verschijnen van ons boekje ' de Regenjassendemokratie en de daaropvolgende onthullingen kwamen er bij Janssen & Janssen nogal wat verzoeken om advies. Het hoofdstuk Hoe om te gaan met ontmaskering achterin de Regenjassen blijkt niet voldoende te zijn, omdat de praktische tips die daarin gegeven worden vooral betrekking hebben op het voeren van het feitelijke gesprek. In de praktijk blijkt echter dat ook de periode die daaraan voorafgaat nogal wat moeilijkheden oplevert.
Vanaf het moment dat iemand 'verdacht' is, d.w.z. verdacht wordt van het werken voor de politie of zichzelf (m/v) verdacht maakt, gaan er allerlei dingen spelen. Een eenduidige handleiding is er voor dat soort situaties niet te geven, omdat ieder geval zo anders is.

Het maakt nogal wat uit kan of iemand zelf op de proppen komt met verhalen over kontakten met staatsfunktionarissen of dat hij verdenkingen op zich laat door bijvoorbeeld het aanbieden van semtex aan eenvoudige boekhandelaren. Het vertrouwen dat iemand (nog) geniet en de mate van zijn eigen openheid bepalen voor een deel de manier waarop een (voor)onderzoek gedaan kan worden. Er is een verschil tussen verdenkingen en harde bewijzen. In de loop van een onderzoek naar iemand dringt zich de vraag op wanneer iemand echt 'fout' is en wat daarvan de konsekwenties zijn.

Inventarisatie

Om te voorkomen dat je je teveel laat leiden door verwarring, terechte woede, ruzies en/of leugens een pleidooi voor een zo duidelijk en zo zakelijk mogelijke aanpak. Het veroorzaken van onrust is misschien niet altijd het doel van de geheime dienst, het is op z'n minst een prettig bij-effekt. Laat je niet pakken.

Hoe te handelen. Ga met een aantal betrouwbare mensen bij elkaar zitten. Zorg ervoor dat deze groep niet te groot is, zodat er efficiënt gewerkt kan worden. Als er teveel mensen over alles mee moeten beslissen ben je over een jaar nog geen stap verder. Het is beter om af en toe met meer betrokkenen te vergaderen om te rapporteren over de voortgang. Wel kan het handig zijn om bepaalde mensen die iets speciaals makkelijk uit kunnen vissen een gerichte opdracht te geven. Een goed georganiseerde aanpak is noodzaak om dit soort toestanden zo snel mogelijk af te handelen. Al was het alleen maar om de ellende van langdurige ruzies en (onterechte) verdachtmakingen zoveel mogelijk te beperken.
Het is van groot belang overzicht te houden op de verzamelde informatie. Zorg dat die op één plek bij elkaar komt (en een kopie ervan elders) en goed bijgehouden wordt, en dat iedereen die er direkt mee te maken heeft op de hoogte blijft van nieuwe feiten.

Maak een goede inventarisatie van:
1. De verdachte feiten, geruchten en de verschillende variaties daarop.
2. De kringen waarin iemand aktief is, de manier waarop, sinds wanneer en via wie.
3. Personalia en inkomsten (in verhouding tot uitgaven).
4. Geschiedenis en herkomst van de persoon in kwestie.

Probeer dit alles zo feitelijk mogelijk op een rijtje te krijgen en bekijk je bronnen kritisch. Vergelijk het verhaal van de persoon zelf met wat anderen daarover zeggen. Kontroleer datums, zoek aan de hand van foto's of 'getuigen' uit waar hij of zij bij was. Huisgenoten of (ex-)vrienden kunnen een beeld geven van zijn persoonlijkheid. Check and double-check. Kijk wat er verder nog uitgezocht kan worden om zo sterk mogelijk te staan bij een eventueel gesprek met de infiltrant.

Al in dit stadium moet nagedacht worden over de juiste strategie.
Gebeurt het vooronderzoek in het geheim, achter iemands rug om, of half openlijk om er alvast een bepaalde dreiging vanuit te laten gaan ofwel min of meer in samenwerking met de persoon in kwestie?

Strategie

De volgende vraag is: wanneer vindt er een gesprek plaats en hoe?
Faktoren die de aard van het gesprek voor een belangrijk deel bepalen zijn de mate waarin de informant zelf bereid is tot praten en daarnaast de hoeveelheid harde informatie die het vooronderzoek heeft opgeleverd. Afhankelijk van deze faktoren is er de keuze tussen een persoonlijk of een zakelijk gesprek tot en met het onder druk zetten en niet vrijwillig beëindigen van de samenkomst.
Een strategie waarbij de druk steeds verder wordt opgevoerd is ook niet ondenkbaar; houd daarbij wel in de gaten dat er niet teveel manieren door elkaar moeten gaan lopen en dat het niet te lang moet gaan duren. De ervaring leert dat meer of minder gezellige gesprekjes om stukje bij beetje meer over iemands achtergrond te weten te komen, de verwarring alleen maar vergroten als niet duidelijk is hoe de feiten liggen en dus waar iemand begint met liegen.
De inzet van het gesprek en de drukmiddelen die ter beschikking staan hangen erg af van de fase waarin het onderzoek verkeert, of iemand met keiharde bewijzen gekonfronteerd kan worden of dat hij of zij nog de mogelijkheid heeft door opening van zaken het wantrouwen weg te nemen.
En ook daar zit weer een heleboel tussen: een zakelijk gesprek met mensen van Jansen & Janssen om het inlichtingendienst-onderzoek verder te helpen levert minder drukmiddelen op dan een indringende konfrontatie met medebewonersters die van mening zijn dat iemand die nog verder wil, de morele plicht heeft verantwoording af te leggen over zijn verleden. In ieder geval is het zaak om straight te zijn: of je maakt iemand vantevoren duidelijk wat voor soort gesprek er gevoerd gaat worden, of je lokt hem onder valse voorwendsels ergens heen om een minder vrijwillige ontmoeting af te dwingen.

Voor tips wat betreft het eigenlijke gesprek verwijzen we naar het hoofdstuk achterin de Regenjassendemokratie, daarin staat bijv. een uitgebreide lijst vragen en aandachtspunten die ook bij het vooronderzoek handig kan zijn. Het opnemen van dit soort bijeenkomsten kan nooit kwaad, openlijk met de recorder op tafel verdient de voorkeur.

Dilemma's

Steeds speelt de mate waarin iemand gewantrouwd wordt een grote rol in de manier waarop er mee omgegaan wordt. Er zit een lange weg tussen verdenkingen, verdachtmakingen en keiharde bewijzen. De vraag die daarbij steeds opduikt is: wanneer is iemand echt fout?
En meer nog dan de filosofische vraag Wat Is Fout, gaat het om de kwestie wat de konsekwenties ervan zijn.

Het is belangrijk om steeds, in elke fase weer, even afstand te nemen en je af te vragen waar je mee bezig bent. Een onderzoek kan een tijdrovende bezigheid worden, maak de afweging wat het je waard is: hoeveel schade iemand al aangericht heeft of aan zou kunnen richten en wat het onderzoek konkreet oplevert.
Vaak wordt er teveel naar een eindgesprek toewerkt, toegeleefd, alsof daarin de ultieme waarheid naar boven zal/moet komen. Dat kan behoorlijk tegenvallen. Sterker nog, je zou kunnen stellen dat de bekentenis van Joop Tiel tot gevolg had dat zijn verdere verleden niet is uitgezocht; als Lex H. in een eerder stadium had toegegeven was er nooit zoveel over hem bekend geworden.

Helaas is niet ieder geval zo duidelijk, vaker eindigt een onderzoek zonder dat onomstotelijk vaststaat dat iemand voor de politie werkt.
En dan komen de morele kwesties: Wanneer zijn de verdenkingen genoeg om iemand uit te sluiten? Is bijvoorbeeld een vaag verleden plus niet zo heel lang geleden afgebroken onvrijwillige ontmoetingen met de smeris genoeg om iemand de beweging uit te gooien? En wat betekent dat? Mag hij of zij niet meer bij akties zijn? En hoe zorg je ervoor dat dat inderdaad niet gebeurt? Iedere verdachte aan de schandpaal? Wat maak je kapot? In de grote stad kun je je nog de luxe permitteren zo iemand uit de weg te gaan, al is het de vraag of je niet de verantwoordelijkheid hebt anderen te waarschuwen. Is iemand die in de loop van 2 jaar vijf keer bezoek kreeg van een inlichtingendienst slachtoffer van overdreven bedrijvigheid van de Dienst, werd hij alleen maar lastiggevallen of toch door hen de beweging ingestuurd? Is zo iemand infiltrant tot het tegendeel bewezen is? Waren wij geen tegenstanders van omkering van de bewijslast?
Voor hetzelfde geld zit het wel fout. Lex H. kon ook twaalf jaar doorgaan omdat nooit goed werk gemaakt werd van zijn zaak. De ruzies in Wageningen leveren een voorbeeld van het tegendeel: daar wordt iemand al jarenlang zwart gemaakt met beschuldigingen zonder dat hij zich daartegen afdoende kan verdedigen. Niemand kan van zichzelf bewijzen dat hij of zij géén informant of infiltrant is.

Jansen & Janssen

Voor J&J is er nog een extra moeilijkheid. Onze natuurlijke nieuwsgierigheid leidt ertoe dat wij ons graag op de een of andere manier met infiltranten en ontmaskeringen bemoeien, helpen bij het uitzoeken, voeren van gesprekken of maken van publikaties. Onze specialisatie leidt er echter toe dat J&J soms veel te veel toegeschoven krijgt.
In de vorige NN stond het verhaal van E.M. uit Nijmegen die uit zichzelf naar de PID was gestapt en aan ons in eerste instantie hulp vroeg bij het voortzetten van zijn dubbelrol. Wij moesten er voor zorgen dat eventuele verdenkingen tegen hem van mensen bij het AKKU ongedaan gemaakt zouden worden. Vervolgens wilde hij onze medewerking bij zijn 'coming out', maar werd pissig over ons kommentaar op zijn aktie.
Zo gaat dat dus niet, wij zijn daar heel duidelijk over:
Jansen & Janssen verricht volgaarne hand- en spandiensten bij het ontmaskeren en/of uittreden van informanten, maar onze medewerking is geen garantie voor de betrouwbaarheid van de persoon in kwestie: het feit dat J&J ergens bij betrokken was geeft nog geen kwaliteitsstempeltje aan de betreffende zaak in de zin van 'dit zit wel goed'.
Mensen die uit eigen beweging naar de politie stappen zonder zich vantevoren te realiseren wat ze doen, moeten daar als ze er mee ophouden tot in detail verantwoording over afleggen om eventueel onterechte verdenkingen te voorkomen.
Los daarvan willen wij niet op de stoel van de rechter: het is niet aan ons te oordelen of mensen goed danwel fout zijn. Door schade en schande wijs geworden willen wij onze vakmatige interesse loskoppelen van het geven van morele oordelen. Dat betekent dat we wèl als J&J een zakelijk gesprek kunnen voeren met iemand die ons ervaringen met de Dienst wil vertellen. Het gaat ons echter te ver om in het kader van het Belang van het Onderzoek te stellen dat iemand zijn verhaal aan J&J mòet vertellen, wat dan bovendien nog konsekwenties zou hebben voor hoe het afloopt met de infiltrant.
Als het aankomt op het uitoefenen van morele druk, waar wij -laat dat duidelijk zijn- in het geheel niet tegen zijn, dan moet dat in het belang van de Goede Zaak of in het Eigen Belang van de persoon in kwestie, wat hem of haar moet worden duidelijk gemaakt door direkt-betrokkenen of anderen die zich daartoe geroepen voelen, maar niet door ons.
Wij willen niet de rol van rechter of aanklager. Wat wij te bieden hebben is deskundigheid en praktische hulp, maar ook wij leren nog van ieder geval.

Tot slot

Is het vuur teveel aangewakkerd door bijvoorbeeld onze eigen Regenjassen? Vast staat dat het perspektief van strijd tegen de BVD nooit kan bestaan uit het blindstaren op infiltratie.
Richtlijnen van de BVD stellen dat misschien niet zo expliciet, maar de Stasi-papieren spreken voor zich. Wat dat betreft is er niet veel nieuws onder de zon. Gary Marx onderzocht al in het begin van de zeventiger jaren hoe de politie radikale studenten en groepen als the Black Panthers infiltreerde en noemt daarbij ook het bevorderen van paranoia door het gericht lanceren van geruchten en verdachtmakingen. De positieve efekkten die infiltranten kunnen hebben op noodlijdende radikale groepen moeten volgens hem niet vergeten worden: om geaksepteerd te worden werken ze vaak extra hard en leveren ze veel ondersteuning. Zelfs eenmaal ontmaskerd zijn ze nog uitermate geschikt voor het opknappen van kloteklussen in de openbare sfeer. Hoe erg het is ge‹nfiltreerd te worden hangt af van hoeveel je te verbergen hebt.
Verder wijst Marx op het effekt van radikalisering door toedoen van een infiltrant, doordat die immers niet het risiko heeft gearresteerd te worden. "Trotsky was van mening dat de bijdrage die infiltranten konden leveren opwoog tegen de schade die ze konden aanrichten, door hun totaal gebrek aan remmingen."


Ter illustratie

Het boek Geschützte Quelle (Basisdruck, Berlijn 1990) bevat behalve gesprekken met een vrouw die jarenlang een vrouwenvredesgroep infiltreerde, allerlei richtlijnen van de Stasi. Ter illustratie de aanbevelingen voor het destabiliseren, het onschadelijk maken van De Vijand. De Duitsers hebben daar de onvertaalbare term 'Zersetzung' voor, wat letterlijk betekent ontleding maar in feite gaat over het kapotmaken van oppositie-groepen.

Richtlijn nr.1/76
Ter ontwikkeling en bewerking van lopende operaties.
Geheim besluit, MfS 0008 Nr.100/76

6.2 Vormen, middelen en methoden van Zersetzung

Het vaststellen van de juiste Zersetzungs-maatregelen moet op basis van de exakte inschatting van de gegevens en de bereikte resultaten van de betreffende operatie gebeuren, waarbij in het bizonder het doel van deze inzet alswel de individuele kenmerken van de te bewerken personen in acht genomen moeten worden afhankelijk van de in het algemeen te bereiken doelstellingen.

Beproefde in te zetten vormen van Zersetzung zijn:

Voor het doorvoeren van Zersetzungs-maatregelen moeten met voorrang betrouwbare, beproefde en voor de oplossing van de opdracht geschikte infiltranten ingezet worden.

Beproefde middelen en methoden voor Zersetzung zijn:

Deze middelen en methoden moeten afhankelijk van de specifieke eisen van het konkrete geval bij de desbetreffende operaties kreatief en gedifferentieerd ingezet, uitgebouwd en verder ontwikkeld worden.


Evel