'Wie straks niet ieder computerbericht versleutelt, is vogelvrij'
waarschuwt NRC-Handelsblad in een redactioneel commentaar. 'Een
wetsvoorstel dat de fundamentele vrijheden beperkt' concludeert
Nico van Eijk van het Instituut voor Informatierecht in het
Nederlands Juristenblad. Of we soms te maken hebben met een
nieuwe poging om Internet onder controle te krijgen, vraagt
professor Egbert Dommering zich af in het vakblad Mediaforum.
De nieuwe wet op het Communicatiegeheim heeft een storm van
kritiek losgemaakt de afgelopen maanden.
Het kabinet heeft een voorstel tot Grondswetswijziging ingediend
om het bestaande brief-, telefoon- en telegraafgeheim in te
ruilen voor een nieuw 'recht op bescherming van vertrouwelijke
communicatie'. Deze grondrechten zijn niet langer gekoppeld aan
de -steeds veranderende- technologie, maar aan de aard van de
communicatie. Het gebruikte medium (brief, telefoon) is niet meer
bepalend, er is voor gekozen voortaan alle 'vertrouwelijke
communicatie' te beschermen. En wanneer is communicatie
vertrouwelijk? Als het voor anderen objectief vast te stellen is,
dat de communicatie niet voor hen bestemd is.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt waartoe dat gaat leiden.
Wie niet op gedempte toon, met de deur dicht in zijn eentje een
telefoongesprek voert, hoeft niet te rekenen op bescherming. Wie
zelf niet zijn best doet om berichtenverkeer te versleutelen en
gewoon een fax of email verstuurt, 'maakt gebruik van
communicatie-middelen die zonder of met een geringe inspanning
voor derden toegankelijk zijn.' Conclusie van de Grondwetgever:
'de wil van de communicerenden [is] niet op geheimhouding
gericht.' En daarmee is alle moderne elektronische
berichtenverkeer in ''n keer buiten de Grondwet geplaatst. (Dat
email per definitie ingepakt en in losse pakketjes wordt
verstuurd is de wetgever kennelijk niet bekend: aldus verstuurde
post dient in het wetsvoorstel verwarrenderwijs als voorbeeld van
wel beschermde communicatie).
Het uitgangspunt lijkt een soort omgekeerde wereld: e-mail is
makkelijk aftapbaar, en daarom is aftappen toegestaan. Iedereen
kan zien wat er van de fax afrolt, dus waarom
opsporingsinstanties niet. Kortom: alle niet-vertrouwelijke
communicatie mag straffeloos worden afgeluisterd. (Gouden tijden
voor handelaren in afluisterapparatuur, maar dit terzijde).
Het briefgeheim en het telefoon- en telegraafgeheim zijn volgens
de huidige Grondwet onschendbaar. Toestemming van de rechter is
nodig voor het openen van een brief, het afluisteren van
telefoons is met minder waarborgen omkleed - een handtekening van
een daartoe bevoegd ambtenaar voldoet; de BVD kan haar gang gaan
met het fiat van de betrokken politiek verantwoordelijken. In de
nieuwe wet komt het traditionele onderscheid tussen het
briefgeheim en andere vormen van telecommunicatie te vervallen.
De specifieke eis van een rechterlijke last voor beperkingen op
de onschendbaarheid verdwijnt uit de Grondwet. De bescherming van
'vertrouwelijke communicatie' is vanaf nu verspreid in
verschillende wetten geregeld. Nieuwe wetten moeten de resterende
leemtes opvullen en functionarissen aanwijzen die de
onschendbaarheid van vertrouwelijke communicatie mogen
doorbreken.
Toen minister van Justitie Winnie Sorgdrager email afgelopen
zomer vergeleek met het versturen van een ansichtkaart ging bij
menigeen de alarmbel al rinkelen. En terecht. Sorgdrager deed
deze uitspraak in de discussie over het email-gebruik tussen
voetbalsupporters die elkaar via Internet bedreigden. Toen er bij
een confrontatie in real life een dode viel, werd er op zoek naar
tastbare schuldigen een andere boosdoener aangewezen: het Net
moest op straffe van medeplichtigheid haar geheimen prijsgeven.
Volgens de minister kon Justitie zonder nadere last of
toestemming van wat voor autoriteit dan ook emailberichten inzien
op zoek naar en ter identificatie van de daders. In dit geval
werkten acces-providers zonder al te veel gemor mee, onder druk
van de ernst van de situatie - en wellicht bij gebrek aan
duidelijke wetgeving.
De vergelijking van email met een briefkaart gaat niet op,
betoogde Joop Verbeek per omgaande in NRC Handelsblad. Hij
pleitte, als onderzoeker van het Nationaal Programma
Informatietechnologie en Recht, met een vooruitziende blik voor
het vastleggen van een algemeen communicatiegeheim in de
Grondwet. Inbreuken daarop moeten bij wet zijn vastgesteld, en
met waarborgen omkleed. 'Burgers moeten er vanuit kunnen gaan dat
hun correspondentie vertrouwelijk behandeld wordt' stelde hij.
'De overheid mag de burger niet belasten met beveiligingseisen
om inmenging door derden, waaronder de overheid, tegen te gaan.
Dat zou ook leiden tot een massale run op encryptietechnologi%n,
iets wat Justitie voor de opsporing van strafbare feiten juist
kan missen als kiespijn.'
Sterker nog, Justitie zou encryptie het liefst helemaal
verbieden. Een paar jaar geleden lanceerde de het Ministerie het
idee om het gebruik van versleutelingsprogrammatuur te koppelen
aan een vergunningstelsel waarbij de toegangscodes ingeleverd
moesten worden bij een door de betrokken partijen op te richten
'onafhankelijke derde instantie'. Het uitlekken van dit voorstel,
dat een hoofdstuk in de Wet op de Telecommunicatie had moeten
worden, riep destijds zoveel protesten op dat het plan snel weer
werd ingetrokken. Ook in de geheel vernieuwde Wet op de
Telecommunicatie, een voorstel dat nu bijna tegelijk met de
onderhavige Grondwetswijziging werd ingediend, is over
cryptografie nauwelijks iets terug te vinden. Kennelijk is er
voor gekozen de ontwikkelingen op internationaal niveau af te
wachten. De BVD maakt in haar onlangs verschenen jaarverslag over
1996 melding van overleg in Europees verband om tot afspraken
inzake cryptografie te komen. Ook de Europese Commissie maakt
zich zorgen, vooral omdat terroristische groeperingen het Net
zouden gebruiken om via geheime berichten aanhang te mobiliseren
(sic!). Eurocommissaris Bangemann, verantwoordelijk voor
technologie, werkt aan een handvest dat nationale overheden meer
bevoegdheden moet geven om inzage te krijgen in gecodeerde
berichten. De FBI, kennelijk het wachten op de lange
besluitvormingsprocedures moe, probeert buiten de Europese Unie
om met individuele landen tot overeenstemming te komen over
samenwerking in de strijd tegen criminele organisaties (hoe breed
dat ingezet kan worden, is bij de Eurotop gebleken), er is zelfs
in het aftappen van communicatie per sateliet voorzien.
Deze druk van buitenaf is een extra reden om er voor zorg te
dragen dat de bescherming van de (tele)communicatie een solide
fundament krijgt in de Grondwet. Deze regelgeving loopt echter
per definitie achter bij de nieuwste ontwikkelingen. Het
monopolie van de PTT is opgeheven, Internet komt ook via de
kabel, daarna via de sateliet en het aantal (soorten) acces-
providers blijft groeien. Je kunt al telefoneren, en radio of
televisie ontvangen via Internet. Alleen het vastleggen van een
'transportgeheim' voor electronische communicatie, zoals D66
heeft voorgesteld, lijkt enige garantie te bieden. Nu ook de
andere grote fractie in de Tweede Kamer zich zeer kritisch hebben
uitgelaten, is het zeer onwaarschijnlijk dat het wetsvoorstel het
haalt in deze vorm. Het is de vraag of we er iets substantieel
beters voor terugkrijgen. Een wetgever die anno 1997 niet eens
snapt hoe email werkt, moet zich stil in een hoekje gaan zitten
schamen.