Binnenkort bespreekt het Europees Parlement het concept voor een Europese Verordening Staatsgeheimen. De Nederlandse Vereniging voor Journalisten is zeer verontrust: "Voor de persvrijheid in Nederland kan dit zeer dramatische konsekwenties hebben. Als deze verordening er doorkomt, kan een regering alles van belang als 'geheim' bestempelen."
Na de Top in Maastricht vorig jaar heeft de Europese Commissie
een voorstel gemaakt voor een Verordening Staatsgeheimen. Deze
regeling maakt het voor de twaalf Lidstaten mogelijk om
informatie met betrekking tot Europees beleid 'geheim' te
verklaren.
De versie die nu ter beoordeling bij het Europees
Parlement ligt is bijzonder vaag geformuleerd. Belangrijke
begrippen zijn nauwelijks omschreven en de precieze uitvoering
van de Verordening wordt vooralsnog aan de Lidstaten zelf
overgelaten. "Alle soorten gegevens waarvan de
niet-geoorloofde verspreiding schade zou berokkenen aan de
essentiële belangen van de Gemeenschappen en van de
Lidstaten" kunnen geheim gemaakt worden. Wat 'essentiële
belangen' zijn en wat 'schade' is wordt niet gedefinieerd,
'gegevens' wel - dat is zo omstandig omschreven dat zelfs de
meest geavanceerde communicatiemiddelen onder de verordening
vallen.
Ruime interpretatie maakt de Verordening tot een vrijbrief voor het classificeren van documenten op ieder denkbaar Europees gebied. Inger Brakman, juriste en secretaris van de NVJ: "Dit is niet de eerste Europese maatregel die journalisten beperkt in hun werk. Deze Verordening is zó globaal geformuleerd, dat ik me afvraag of het niet in strijd is met het recht op vrije nieuwsgaring, met artikel 10 van het Verdrag van Rome." Nergens is een begrenzing te vinden van het terrein waarop de Verordening van toepassing is. Integendeel, het gaat om alle "vertrouwelijke gegevens betreffende de activiteiten van de EG-instellingen en Euratom" in de Lidstaten en in de EG, en onderlinge uitwisseling van deze gegevens.
Vooruitlopend op de eenwording begint Europa nu al op een onafhankelijke staat te lijken. De Gemeenschap houdt zich steeds meer bezig met defensie (de oprichting van een Duits-Frans leger), buitenlandse zaken (sankties tegen Servië), immigratie en asielpolitiek. De harmonisatie van politie- en justitiebeleid,in het geheim voorbereid in onder andere het TREVI- het Schengen-overleg, zal na Maastricht ook onder de EG vallen. De nieuwe Verordening biedt alle gelegenheid beslissingen die toch al zonder enige democratisch toezicht waren genomen, verder uit de openbaarheid te houden. De kontroleerbaarheid van de besluitvorming neemt hierdoor nog verder af. Juist nu de EG zich gaat gedragen als een Europese staat is van groot belang het democratisch gehalte van de Gemeenschap scherp in de gaten te houden.
Beveiligen mag volgens artikel 4 van de Verordening alleen als
"het absoluut noodzakelijk is, en voor de tijd zulks nodig
is.
"
Zolang echter een kader ontbreekt waarbinnen classificering
van documenten zich af zou moeten spelen, staat het de
Lidstaten vrij daar een eigen invulling aan te geven. En dat
daar verschillend over wordt gedacht zal bekend zijn.
De
Engelse regering spant de kroon. De Britse pers worstelt al
jaren met afgedwongen zelfcensuur, en klokkenluiders krijgen
maximale tegenwerking. De herziening van de Official Secrets
Act in 1988 deed commentatoren verzuchten dat het
kabinet-Thatcher zijn eigen bevolking niet vertrouwt. De
nieuwe Wet maakte onthulling van geheimen tot een misdaad en
leek voornamelijk bedoeld om de autonomie van maatschappelijke
instellingen in te perken, en de pers, -de BBC!- aan banden te
leggen. "Persvrijheid is de sleutel tot alle andere
vrijheden," schreef The Observer destijds. De hoofdredacteur
haalde toneelschrijver Tom Stoppard aan die zei: "Wat er ook
mis is in een bepaalde samenleving, zolang de pers vrij is,
kunnen de feiten niet lang verborgen blijven. Zolang dat zo
is, kan al het andere nog op de een of andere manier worden
gecorrigeerd."
Groot Brittannië is het enige land in West Europa met een zo uitgebreide Wet op de Staatsgeheimen. Nederland moet het doen meteen zeer summier wetje uit 1951 en een aantal artikelen in het Wetboek van Strafrecht recentelijk aangevuld met 'Aanwijzingen voor de beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de Rijksdienst' uit 1989. De formulering van de begrippen blijkt hier niet echt veel scherper dan in het Europese voorstel, ("Staatsgeheim: gegevenswaarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden"), de intentie van de Aanwijzingen is duidelijk anders. De toonzetting van de Inleiding is terughoudend en voorzichtig. Het grootste verschil met de Engelse wet en het Europese voorstel is dat er in de Nederlandse Aanwijzingen expliciet gesteld wordt dat een staatsgeheim niet altijd 'geheim' is als er staatsgeheim op staat. "Nadrukkelijk zij er hier op gewezen dat dit niet betekent dat indien een dergelijk gegeven op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur wordt opgevraagd, dit verzoek zonder meer kan worden geweigerd. In een dergelijk geval zal het gegeven opnieuw worden getoetst aan de voor geheimhouding en informatie-verstrekking geldende normen."
De invoering van de Europese Verordening Staatsgeheimen staat
opgespannen voet met de Nederlandse praktijk. De gevolgen op
termijn zijn moeilijk te overzien. Europese ambtenaren vallen
onder de jurisdictie van de EG. Zolang de Lidstaten echter de
vrijheid krijgen deze maatregelen zelf verder uit te werken,
kan de vreemde situatie ontstaan dat het verraden van
'Europese geheimen' in Nederland minder zware sankties
oplevert dan in een willekeurig buurland. Omdat
rechtsongelijkheid ongewenst is, zal men streven naar een
uniforme Europese aanpak. De Verordening heeft kracht van wet,
is direkt toepasbaar na afkondiging zonder dat een parlement
daar aan te pas komen, zelfs al gaat het tegen de Grondwet in.
Uiteindelijk zullen de Lidstaten gedwongen worden
één lijn te trekken. Nu al is onder de Official
Secrets Act de korrespondentie tussen Buitenlandse Zaken en de
EG in Engeland 'vertrouwelijk', ongeacht de inhoud. Wordt
Nederland ook zo?
Een ander punt dat aan creativiteit van de Lidstaten wordt
toevertrouwd is het screenen van ambtenaren die toegang hebben
tot geheime informatie. Hoe dat moet gebeuren is niet
geregeld, het doorgeven van relevante persoonsgegevens aan de
betrokken EG-autoriteiten of -landen is wèl verplicht.
Garanties voor privacy en recht op inzage zijn niet opgenomen,
en of de ambtenaar in kwestie de uitslag te horen krijgt hangt
af van de regeling ter plaatse. Met name in -alweer- Engeland
worden veel mensen het slachtoffer van veiligheidsonderzoeken.
Namen van als onbetrouwbaar beoordeelde landgenoten belanden
op geheime lijsten, waar werkgevers en overheidsinstanties
vaak maar al te graag gebruik van maken voor een extra check
op nieuw personeel of lastige medewerkers. "Mensen hebben het
recht te weten wie de screening doet en water met die
informatie gebeurt," zegt Tony Bunyan van het Engelse blad
Statewatch die dit voorstel uit de EG-anonimiteit haalde. "De
Europese Verordening heeft niet eens een klachtenregeling,
laat staan de mogelijkheid in beroep te gaan tegen de uitkomst
van een veiligheidsonderzoek. Zo'n beroepsprocedure zou vanuit
alle Lidstaten geëist moeten worden."
De Internationale Federatie van Journalisten nam begin juni in Montreal op initiatief van Nederlandse en Deense journalisten bonden een motie aan tegen deze verordening omdat hij ingaat tegen initiatieven om te komen tot een Europese wet op de Vrijheid van Informatie. Of het Europees Parlement zich veel zal aantrekken van dit protest valt nog maar te bezien. Van de Nederlandse Euro-parlementariër in de Commissie voor Juridische Zaken is in ieder geval niet veel te verwachten. Verontruste journalisten kunnen hun kritiek bij Jimmy Janssen van Raaij inleveren -dan wel graag artikelgewijs en zo gedetailleerd mogelijk- maar wat hem betreft is er niets aan de hand. Volgens de Christen Democraten is het doel van het voorstel de classificatie van informatie tot een minimum te beperken, Janssen van Raaij: "Deze Verordening staat juist ten dienste van het publiek, opdat de informatie voorzien ingaan de burger zo ruim mogelijk wordt."
Gelukkig zijn er in Nederland ook nog mensen die hier anders
overdenken. Zelfs de minister van Binnenlandse Zaken schijnt
bezorgd. Op 22 april schreef zij aan de staatssecretaris van
Buitenlandse Zaken: "Ik heb bezwaar tegen de voortgang van
dit
voorstel indien dit niet wordt bezien in het licht van de
Verklaring bij het Verdrag van Maastricht over de openbaarheid
van bestuur. Voorts meen ik dat het voorstel belangrijke
juridische tekortkomingen vertoont, vooral ten aanzien van de
onbepaaldheid van de definitie van de te beveiligen informatie
en de normering van de classificatie. Het voorstel van de
Commissie noopt bovendien tot de invoering van een omvangrijk
en kostbaar geheimhoudingsapparaat in de rijksdienst waaraan
geen behoeft bestaat. "
De Tweede Kamer moet haar maar eens
vragen wat Piet Dankert daarop heeft geantwoord. En of dit
standpunt konsekwenties heeft.
Overigens hoeven we ons geen
illusies te maken over onze minister op de bres voor vrijheid
van informatie. Begin juni nog, bij het debat over de rol van
de BVD bij korruptiebestrijding, was ze zeer fel en
overduidelijk: "Het lekken van vertrouwelijke
overheidsinformatie is fnuikend voor de kwaliteit van het
bestuur en voor de democratische spelregels. Degene die lekt,
dient daarmee eigen belangen, wil zich graag belangrijker
voordoen of denkt anderen een dienst te bewijzen: het gaat hem
daarbij niet om het dienen van het algemeen belang."
Het voorstel om te komen tot een Europese Wet Staatsgeheimen
is de afgelopen maanden van diverse kanten onder vuur genomen.
Naast de Nederlandse Journalistenbond en de Internationale
Federatie voor Journalisten heeft ook de Europese Federatie
van Vakbonden haar bezorgdheid uitgesproken over het voorstel.
In regeringskringen in Nederland en Engeland struikelt men
vooral over het feit dat er nòg een
geheimhoudingsregeling bij komt, die bovendien nieuwe
wetgeving vereist. De vergadering van de Commissie voor
Juridische Zaken op 23 juni viel meer over procedurele kwesties.
Het Europees Parlement wilde mogelijkheid om ook de
herziene versie te becommentariëren. De vergadering
besloot dat het voorstel aan nog drie andere commissies wordt
voorgelegd: Openbare vrijheden en Binnenlandse zaken,
Consumentenbelangen en de commissie Reglementen. Bovendien is
de Europese Commissie gevraagd om te komen met een Vrijheid
van Informatie voorstel. Dit uitstel zal in de diverse lidstaten
benut worden om een campagne tegen de Europese Verordening
Staatsgeheimen te starten.