In zijn onderzoek naar de betrokkenheid van CISPES bij de
Capitolbom stuitte Varelli op pamfletten die de El
Salvadorbeweging had uitgedeeld tijdens een demonstratie in
Washington die plaatsvond op het moment van de aanslag. Hij
kon de FBI rapporteren dat het taalgebruik ("Fight US-
Imperialism") grote overeenkomst vertoonde met de
claimbrieven. Vergelijkbare artikelen in
solidariteitstijdschriften versterkten zijn overtuiging dat er
een connectie moest zijn tussen CISPES en de bom.
Het einde van Varelli's carrière is in mysteriën
gehuld. Zijn directe contactman, zijn 'runner', raakte op weg
naar het jaarlijks FBI-congres over contra-terrorisme in
Washington op onverklaarbare wijze zijn aktentas kwijt. Dat
koffertje bevatte mappen vol gedetailleerde gegevens over de
werkwijze van het Dallas FBI-fieldoffice, waaruit onder andere
de ware identiteit van Gilberto Mendoza op te maken was. De
agent in kwestie houdt het erop dat zijn auto door onverlaten
is opengebroken toen hij even ging wandelen om bij te komen
van de lange autorit. Speculaties over iets minder onschuldige
varianten zijn nooit hard gemaakt, maar het vermoeden bestaat
dat de informatie direct is doorgespeeld aan de NSA van Oliver
North die de controle op de operatie over aan het nemen was.
Geld- en drankproblemen wijzen in de richting van verkoop aan
de hoogste bieder. Een andere mogelijkheid is dat de
autoinbraak een opzetje was om van Varelli af te komen.
Voor de FBI was Varelli na dit incident een veiligheidsrisico
geworden. Hij werd op een niet al te beleefde manier gedumpt
en dat bleef hem dwars zitten. Voor zijn gevoel heeft de FBI
hem misbruikt, tot de laatste druppel leeggezogen en na zijn
vertrek zijn pogingen achterstallige betalingen te claimen
gedwarsboomd. Zijn hang naar wraak is bijna net zo sterk als
zijn obsessieve anti-communisme.
Gelbspann is een onderzoeksjournalist die zijn werk gedaan
heeft; het verhaal is niet compleet -dat kan ook niet- maar
hij belicht alle mogelijke kanten van de zaak. Zelf noemt hij
het geen schoolboek over de FBI, maar "a mosaic of known facts
and obvious holes, written in real time as a product of
investigative journalism".
Zijn boek brengt veel nieuwe aanwijzingen voor een intensieve
samenwerking tussen de FBI en de Salvadoreense autoriteiten en
daaraan gelieerde doods-eskaders die ook in de Verenigde
Staten actief zijn. Verder wijdt de schrijver een aantal
hoofdstukken aan de privatisering van inlichtingenwerk in
Amerika, hij toont aan hoe de FBI de hen opgelegde restricties
weet te omzeilen met behulp van conservatieve
onderzoeksinstituten. Interessant is ook de rol die Oliver
North en de zijnen spelen. In het voorspel op de Iran-Contra-
affaire nemen zij deze onderneming over van de FBI als
onderdeel van de operatie: hoe verkopen wij Reagan's Midden
Amerika-politiek aan het Amerikaanse volk.
Tegen de achtergrond van de getuigenis van Varelli en de
vrijgekomen dossiers, vallen veel van de verzamelde verhalen
hun plaats. Onverklaarbare gebeurtenissen en pesterijen
blijken achteraf bezien wel degelijk onderdeel van een van de
grootste FBI-campagnes van de jaren tachtig gericht op het
dwarsbomen van de beweging.
De voorvallen variëren van vage incidenten tot schokkende
bedreigingen, doorgeprikte banden of opengebroken auto's,
onopgehelderde inbraken waarbij niets van waarde weg was,
ondergekladde ontmoetingsruimtes, diefstal van
adressenbestanden of de modernere versies: een virus in de
computer of bijtend zuur over de voorraad floppies. Zelfs
kerkregisters worden meegenomen of gecopieerd als waarschuwing
tegen humanitaire hulp in de vorm van opvang van politieke
vluchtelingen.
Begin '85 kreeg dominee Cook van de University Baptist Church
in Seattle twee keer van mensen die hij niet kende vervalste
persoonsbewijzen aangeboden om Salvadoreense vluchtelingen mee
te helpen. Cook, die kort daarvoor verdacht was gemaakt
tijdens een proces tegen elf andere aktivisten van de
Sanctuary Movement, zag het niet zitten om vluchtelingen op
een illegale manier te helpen.
Een paar maanden later werd het kantoortje van Cook's kerk
opengebroken. Er is niets waardevols meegenomen, wel zijn de
sleutels van de kamers waar zes Midden Amerikaanse
vluchtelingen verblijven verdwenen en dossiers over het
solidariteitswerk doorgenomen. Na nog een aantal andere
intimiderende incidenten, waaronder ingegooide ruiten en
hakenkruizen op de deur, krijgt de dominee een brief van de
verzekering: "Er is duidelijk sprake van een toegenomen
risiko van de door ons verzekerde bezittingen veroorzaakt door
(uw) betrokkenheid bij de Sanctuary Movement en het verlenen
van onderdak aan vluchtelingen. Zolang die situatie voortduurt
blijft een verhoogd risiko bestaan. Als
verzekeringsmaatschappij kunnen wij dit niet accepteren. Pas
op het moment dat de verzekerden garanderen zich hieraan niet
meer bloot te stellen, nu en in de toekomst, zijn wij bereid
de verzekering te continueren." De verhoudingen binnen de
kerkgemeente raakten nogal bekoeld door deze gebeurtenissen.
"Het veroorzaakte wantrouwen en achterdocht, alle gesprekken
werden er door beïnvloed" zegt ds. Cook achteraf, "But it
also had the consequence of deepening our commitment."
Frank Varelli verrichtte veel voorbereidend werk voor dit
soort akties, hij was er niet vies van CISPES-leden op te
schepen met wapens en verleidde zelfs een non om de FBI van
compromitterende foto's te voorzien.
Bewezen is het niet, maar gezien de door Varelli gelegde
contacten en daaruit voortvloeiende gegevensuitwisseling is
het zeer waarschijnlijk dat de FBI de hand gehad heeft in
afschuwelijke toestanden, zoals in dit verhaal.
Begin juni 1987 reed Yanira Corea, een Salvadoreense vrouw van
24, lid van CISPES-Los Angeles, met haar 3 jaar oude zoontje
naar het vliegveld toen een auto bestuurd door twee hispanics
haar dwongen van de weg af te gaan. Terwijl de ene haar auto
vernielde, probeerde de ander haar uit de wagen te slepen. Ze
wist te ontsnappen, maar de man kreeg wel een boek te pakken
waar een foto van haar zoontje in zat. Het jongetje was zo van
slag dat hij drie dagen lang niet meer praatte. Twee weken
later kreeg ze een brief met de foto van haar zoontje en wat
gedroogde bloemen en de tekst: "Flowers in the desert die",
een traditionele waarschuwing van Salvadoreense death squads.
De dinsdag daarop, toen ze bij het CISPES-kantoor naar haar
auto liep, voelde ze een mes tegen haar rug. Drie mannen, aan
hun accent te horen twee Salvadorenen en een Nicaraguaan,
reden haar zes uur lang in een busje door de stad. Ze sneden
de letters EM (spaanse afkorting voor doods-eskaders) in de
palmen van haar handen en bewerkten haar nek met een
scheermesje. Een andere man verkrachtte haar met een stok. "En
ze bleven haar voortdurend ondervragen over CISPES, over haar
broer die vakbondsactivist is in El Salvador en over anderen
bij CISPES."
Deze gebeurtenis werd gevolgd door een serie van inbraken,
bedreigingen -met de dood- en een andere ontvoering, dat alles
in twee weken tijd.
Recenter is het COunterINtelligence PROgram, beter bekend
onder de naam COINTELPRO. Onthuld nadat de aktiegroep
'Citizen's Committee to Investigate the FBI' in 1971 dozenvol
documenten uit het FBI-kantoor in Media, Pennsylvania meenam
om openbaar te maken.
Na deze onthullingen kwam er geleidelijk meer materiaal vrij
via de Freedom of Information Act (FOIA). De mogelijkheden om
via die wet dossiers op te vragen waren eind jaren zeventig
tijdelijk uitgebreid in een poging na Watergate en Vietnam het
vertrouwen van de burgers in de regering enigszins op te
vijzelen.
Dat schiep een klimaat van schijn-openheid waarin dor de
Senaat en het Congres onderzoekscommissies opgericht werden
die hoorzittingen hielden en omvangrijke rapporten
produceerden. Toen eenmaal algemeen bekend was hoe de FBI in
de jaren zestig systematisch had geprobeerd het functioneren
van bijvoorbeeld de Black Liberation Movement en the New Left
te saboteren, werd het optreden van de Dienst aan allerlei
restricties gebonden.
De FBI mocht bijvoorbeeld niet meer zelf materiaal verzamelen
over politieke groeperingen, wat hen er niet van weerhield dit
toch te doen, op de ouderwetse manier in Do Not File-files of
op de moderne manier, door het werk te laten doen door
privé-onderzoeksburo's en het materiaal daar op te
halen; in gekopieerde vorm mocht de FBI het wèl
bewaren.
Absoluut hoogtepunt in deze openbare schuldbekentenis was de
veroordeling -voor het eerst in de geschiedenis- van twee FBI-
ers voor hun aandeel in COINTELPRO.
Opgetrommelde collega's kwamen berouw betonen in spannende
'hearings' georganiseerd door het Congres, ze zouden het nooit
meer doen. In ruil daarvoor hoefde er niemand daadwerkelijk de
gevangenis in.
Spierballenvertoon van het Congres -nu hebben we het vereiste
inzicht- diende slechts tot een heropvoering van de eeuwige
mythe: "Don't worry, everything is OK. In het verleden waren
er misschien problemen, maar nu is alles onder controle."
Achteraf bezien bleek de frisse wind niet meer dan een
adempauze; tijd die gebruikt werd om de wetten geleidelijk aan
zo te wijzigen dat toekomstige FBI-aktiviteiten in COINTELPRO-
style legaal, of in ieder geval afgedekt zouden zijn.
Heden ten dage is de geheimhouding grotendeels hersteld.
De Freedom of Information Act, waardoor veel over COINTELPRO
onthuld kon worden, werd in het begin van de jaren tachtig
drastisch ingeperkt. Duizenden dossiers werden afgeschermd
tegen openbaar onderzoek via Presidentiële Orders, zonder
tussenkomst van het Congres of het Huis van Afgevaardigden
dus. Steeds meer informatie kreeg de classificatie Top-Secret.
Ambtenaren hebben nu geheimhoudingsplicht tot na hun pensioen
en nieuwe wetten maken het publiceren van wat voor informatie
dan ook over de ware identiteit van een geheim agent tot een
'federal crime'.
Al een paar maanden na zijn aantreden, gaf Reagan de twee
veroordeelde FBI-ers gratie. In het Congres werden ze geëerd
en geprezen voor hun werk. COINTELPRO, eind jaren zeventig nog
een onbehoorlijke en illegale onderneming werd gerehabiliteerd
tot "a sophisticated vigilante operation aimed squarely at
preventing the exercise of First Amendment rights of speech
and association."
Als het Huis van Afgevaardigden in 1982 een hoorzitting houdt
over nieuwe richtlijnen voor de FBI, gaat het allang niet meer
over restrikties. Integendeel, de Dienst zoekt legale gronden
voor haar gevecht tegen het binnenlandse gevaar.
Bij de opening worden de tekortkomingen van de Foreign Agents
Registration Act (FARA-act) aangekaart: "Wat er mist is
aandacht voor die organisaties en individuen van wie niet
aangetoond kan worden dat ze gestuurd worden door een
buitenlandse macht en nog geen terroristische of subversieve
daad hebben begaan, maar die desalniettemin een niet te
verwaarlozen bedreiging kunnen betekenen voor Amerikanen en in
laatste instantie ook 's lands veiligheid."
De voorzitter waarschuwt voor de destructieve kracht van valse
voorlichting: "I believe that many share the view that the
support groups that produce propaganda, disinformation or
legal assistance may be even more dangerous than those who
actually throw the bombs." Het afnemende 'binnenlands
terrorisme' werd vervangen door de doctrine van 'active
measures front'. Moest de FBI ter legitimering van haar
activiteiten voor 1982 nog wanhopig op zoek naar directe
contacten tussen CISPES en het FMLN als bewijs voor
overtreding van de FARA-act, vanaf dat moment was het genoeg
als een groep betrapt kon worden op standpunten die
vergelijking vertoonden met de officiële lijn uit Moskou.
Het verspreiden van kritische stukken of het oprichten van een
aktiegroep kon voldoende zijn om als dekmantel ('front') van
de Russen bestempeld te worden. Wat een vrijbrief was voor
FBI-aandacht.
Dat het desondanks nog lukt om FBI-dossiers boven water te
krijgen is vooral te danken aan het bestaan van (het restje)
Freedom of Information Act en doorzettingsvermogen daar
eindeloos een beroep op te doen met verzoeken om
informatie.
'Anti-terrorisme' als nieuwe grond voor bedreiging van de veiligheid van de staat biedt ongekende mogelijkheden. Amerikaanse ondersteuners van het Palestijnse Streven naar Zelfbeschikking waren in de loop van 1987-1988 het slachtoffer van vage inbraken. In januari 1988 arresteerde de FBI samen met de politie van Los Angeles acht activisten om ze het land uit te zetten als 'terroristen'. Het bewijs tegen hen bestond uit niet meer dan een serie foto's waarop te zien was dat ze meehielpen met de verspreiding van het blad van het Volkfront voor de Bevrijding van Palestina. Toen de acht tegen dit besluit in beroep gingen werd er ingebroken in hun huizen en werden hun dossiers gestolen uit auto's van het ondersteuningscommittee dat hun bijstond in de verdediging.
In feite maakt het de FBI natuurlijk niet uit op wat voor grond activisten in de gaten gehouden kunnen worden. Uit de lijst met voorbeelden van de laatste jaren, blijkt dat iedere groep die zich verzet bestaande orde potentieel slachtoffer van de FBI is. De auteur van het boek, Ross Gelbspann: "Als je het CISPES-onderzoek ziet in het licht van andere politieke operaties tot ver terug in de jaren vijftig, dan kun je je niet aan de indruk onttrekken dat de FBI het als haar taak ziet iedere politieke beweging te neutraliseren of lastig te vallen die mogelijke enige verandering van betekenis zou kunnen veroorzaken in het Amerikaanse politieke systeem."
In dat kader is het niet verwonderlijk te zien dat de lijst van groepen die -direct of indirect- last heeft van de FBI nog steeds groeit. Daarop staan naast de Puerto Rico Onafhankelijkheidsbeweging, ook Greenpeace en vergelijkbare 'brede' milieubewegingen en Earth First. Dat de FBI met haar tijd meegaat en voor iedere groep een aangepaste strategie heeft blijkt uit het feit dat ook Act Up, de club die op onorthodoxe wijze strijdt voor de belangen van mensen die Aids hebben of dreigen te krijgen, vrij veel last heeft van FBI-infiltranten. Ook de met Act Up samenwerkende groep die huizen kraakt voor Aids-patiënten geldt kennelijk als een gevaar voor de staat. Toen zij vorige zomer een grote manifestatie hield, kreeg de moeder van een van de organisatoren daags tevoren een raar telefoontje. Iemand gaf zich uit voor een vriend en vertelde haar op gepaste toon dat het nu toch wel heel gauw afgelopen zou zijn met haar zoon. Voor de zoon in kwestie zat er niks anders op dan af te reizen naar zijn geboortestad om zijn moeder te bewijzen dat hij nog in leven was. Het was niet de eerste keer dat in Act Up- kringen dit soort verfijnde desinformatie-campagnes werd toegepast.
Een voorbeeld waarbij de FBI er al helemaal niet meer aan te
pas lijkt te komen, betreft Animal Rights activiste Fran
Trutt. Zij werd beschuldigd van een poging tot aanslag op US
Surgical Corporation, vanwege misbruik van dieren voor
medische testen en verkoop-demonstraties. Haar medeplichtigen,
die niet in staat van beschuldiging werden gesteld, bleken
achteraf agenten van de privé veiligheidsdienst
Perception International, ingehuurd door U.S. Surgical.
Haar advokaat, John Williams, is er absoluut zeker van dat
Trutt door de privé-agenten is aangezet tot de
bomaanslag. Bovendien weet hij te vertellen dat alles enkele
maanden eerder was voorbereid op een vergadering waar
vertegenwoordigers aanwezig waren van o.a. het Openbaar
Ministerie van Connecticut, de security-directeur van U.S.
Surgical en minstens één vertegenwoordiger van
Perceptions International. Het onderwerp van de vergadering
was Fran Trutt.
Het waren de agenten van Perceptions International die zich in
opdracht van U.S. Surgical voordeden als Trutt's vrienden. Zij
kwamen met het idee voor de aanslag, betaalden de onderdelen
voor de bom en reden haar persoonlijk naar de parkeerplaats
van U.S. Surgical. Op het laatste moment kreeg Trutt onderweg
nog bedenkingen, ze belde iemand die ze vertrouwde en werd
aangemoedigd door te gaan - ook die 'vriend' was een
privé-undercover van hetzelfde buro.
Alhoewel ze er overduidelijk is ingeluisd, moest ze volgens de
Connecticut'wet bewijzen dat er sprake was van
substantiële betrokkenheid van de staat om ter
verdediging aan te voeren dat ze in de val is gelokt. En dat
was nogal moeilijk gezien het bewijsmateriaal dat voor handen
was.
Om te voorkomen dat haar nog zwaardere zaken ten laste gelegd
zouden worden, zit ze nu onder protest een korte
gevangenisstraf uit.
Ook tijdens de Golfoorlog bediende de FBI zich van openlijke intimidatie. Vlak voor de Amerikaanse invasie van Irak hielden activisten een anti-oorlogsmanifestatie in een vakbondshal. FBI-ers posteerden zich aan de deur, identificeerden zich netjes en informeerden naar het doen en laten van iemand die ze zochten. Alsof dat nog niet duidelijk was kregen de aktivisten toegevoegd dat ze in de gaten gehouden werden. De boodschap is komt over, naast de meer bedekte vormen van observatie en het afluisteren van telefoons, treedt de FBI steeds meer in de openbaarheid. Agenten leggen huisbezoeken af, komen langs voor een goed gesprek en zijn aanwezig op plekken waar zij dat nodig achten.