Afluisteren wordt in de Nederlandse wet geregeld in artikel
139 Wetboek van Strafrecht. Dit artikel verbiedt het
opzettelijk afluisteren van gesprekken met een technisch
hulpmiddel, zonder toestemming van een deelnemer aan dat
gesprek. Dat geldt zowel voor gesprekken binnens- en
buitenshuis als voor communicatie over de telefoon ofwel
'telecommunicatiestructuur'.
Bevoegdheid tot afluisteren is geregeld bij wijze van
uitzondering op dit verbod.
Nu nog is het voor politie en justitie verboden een gesprek
dat gevoerd wordt in een 'woning, besloten lokaal of erf'
af te luisteren of op te nemen. Hetzelfde geldt voor
gesprekken tussen mensen in openbare ruimtes.
Een uitzondering is gemaakt voor de BVD. De dienst mag met
toestemming van de minister-president en de ministers van
binnenlandse zaken en justitie afluisteren voor zover dat
nodig is in het belang van de veiligheid van de staat.
De BVD heeft dus al jaren de bevoegdheid om gesprekken af
te luisteren met technische hulpmiddelen: richtmicrofoons
of 'bugs' bijvoorbeeld.
Ook het afluisteren van telefoongesprekken is voor bijna
iedereen verboden.
Alleen de PTT mag afluisteren om technische redenen, om
storingen te verhelpen. De BVD moet voor telefoontaps van
nog een minister extra toestemming krijgen, namelijk van
die van Verkeer en Waterstaat.
Politie en justitie mogen afluisteren als er een
gerechtelijk vooronderzoek tegen iemand is geopend die
verdacht wordt van iets waar minstens 4 jaar hechtenis voor
staat of als het gerechtelijk vooronderzoek (g.v.o.) niet
op naam gedaan wordt, maar op NN. De PTT moet de officier
van justitie, of -tijdens een gerechtelijk vooronderzoek-
de rechter-commissaris de gewenste inlichtingen verschaffen
als het vermoeden bestaat dat verdachte aan de communicatie
heeft deelgenomen.
De wetgeving over afluisteren is op dit moment aan veel veranderingen onderhevig. Een groot probleem is dat de wetgever de snelle ontwikkelingen op technisch gebied maar nauwelijks kan bijhouden. De wet computercriminaliteit die 1 mei 1992 in werking trad probeerde alle mogelijke vormen van telecommunicatie te omvatten, maar liet een gaatje voor de autotelefoon. Los daarvan is de bereidheid bevoegdheden te verruimen enorm gegroeid. Zo is om de 'georganiseerde misdaad' te kunnen blijven volgen binnenkort het afluisteren van mensen in besloten ruimtes toegestaan. Het wetsvoorstel opnemen gesprekken wordt binnenkort behandeld in de Tweede Kamer.
Op Europees niveau zijn afspraken gemaakt die het afluisteren van autotelefoons moeten garanderen. In de wetswijziging die een eind maakt aan de monopoliepositie van de PTT is een aparte passage gewijd aan de voorwaarden waar het toekomstige autotelefoonnet aan moet voldoen, het GSM-besluit. Ook deze wet is door de Raad van State van kommentaar voorzien en ligt te wachten op behandeling in de Tweede Kamer.
Maar de wedloop gaat door. Nu het afluisteren van autotelefoons wettelijk en technisch mogelijk is gemaakt, doemt het volgende probleem op. In de praktijk is in de tapkamer vaak geen touw meer vast te knopen aan telecommunicatie tussen verdachten, omdat die in toenemende mate gebruik maken van crypto-apparatuur. Justitie wil nu de handel in deze vrij verkrijgbare elektronica aan banden leggen. Wetgeving op dit punt is in voorbereiding, gestreefd wordt naar internationale afstemming en dat is niet eenvoudig.
De rechter commissaris gaat nu over het afluisteren van 'alle niet voor het publiek bestemde verkeer dat over de telecommunicatie-infrastructuur heeft plaatsgevonden' (art 125 Sv). Niet alleen de fax en computercommunicatie vallen hieronder, de autotelefoon welbeschouwd ook. Dat een klein deel van het signaal daarbij door de lucht gaat, geeft een gaatje in de wet, waar we later verder op ingaan.
Sinds de wet computercriminaliteit mag in strafzaken
onderzoek gedaan worden in computersystemen en netwerken.
Deze omstreden bevoegdheid- een uitbreiding op de
huiszoeking- omvat niet alleen de computer in het huis van
de verdachte, ook aangesloten netwerken mogen worden
doorzocht. Bovendien zijn beheerders van een netwerk -en de
leveranciers- verplicht beveiligingscodes ter beschikking
te stellen van de politie. Internationaal gezien zijn
dergerlijke verregaande bevoegdheden uniek.
Dat kan rare situaties opleveren. Aangezien het tot de
rechten van de mens behoort dat een verdachte niet
verplicht is tegen zichzelf te getuigen, kan iemand die
onderwerp van justitieel onderzoek is niet worden gedwongen
gebruikte beveiligingscodes of wachtwoorden bekend te
maken. Daarnaast is het in de praktijk zo dat een beheerder
niet altijd de particuliere beveiligingscodes van
individuele gebruiker hoeft te kennen. Vaak raadt de
exploitant van grote e-mail systemen gebuikers aan eigen
sleutels te hanteren.
Een andere uitbreiding van bevoegdheden betreft de situatie voorafgaand aan de huiszoeking. Mocht de politie het idee hebben dat de verdachte onraad ruikt, dan mag men proberen informatie die naar elders wordt overgebracht te onderscheppen: zelfs als je dat per zender wilt overstralen naar veiliger plekken, dan mag dat afgeluisterd worden.
Deze wet legaliseert tevens het proaktief afluisteren.
Hirsch Ballin wil niet alleen zendertjes en
richtmicrofoons inzetten wanneer er strafbare feiten zijn
gepleegd door verdachten, maar ook in een veel vroeger
stadium: als bij de politie slechts de verdenking bestaat
dat bepaalde personen mogelijk iets misdadigs van plan
zijn.
De rechter-commissaris zet zijn handtekening voor steeds 4
weken, verlengen kan onbeperkt. Er moet sprake zijn van een
misdrijf waar je tenminstie 4 jaar voor kan krijgen, dat
"gezien zijn aard, samenhang met andere begane misdrijven,
een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren", wat dat
ook moge zijn. Zonder dat er een concreet misdrijf is, kan
er toestemming verleend worden bij onderzoek naar netwerken
binnen de georganiseerde misdaad. Daarbij gelden dezelfde
vage criteria, maar dan voor betrokkenheid bij het beramen
van een misdrijf.
Voor het betreden van woningen om bugs aan te brengen is
een aparte last nodig, en die komt er pas als je verdacht
wordt van iets waar meer dan acht jaar gevang voor staat en
dan moet het ook nog gepleegd zijn of worden in georganiseerd verband.
Personen met verschoningsrecht, artsen, priesters en
advocaten mogen nog steeds niet worden afgeluisterd, tenzij
ze zelf verdachte zijn. Ook de koningin en kroonprins zijn
uitgezonderd.
Ambtenaren van de BVD hebben toegang tot elke plaats voor
zover dat nodig is afluisteren mogelijk te maken. Het hoofd
van de dienst krijgt bevoegdheid tot uitschrijven last tot
binnentreden. De geheime dienst regelt dat nu dus helemaal
zelf.
Dat deze nieuwe wetgeving niet meer is dan een poging tot
het scheppen van orde in een jungle van nieuwe
ontwikkelingen, blijkt pijnlijk duidelijk uit de memorie
van toelichting. Het toekennen van pro-actieve bevoegdheden
geeft volgens de minister "een nauwkeuriger omschrijving
van het optreden van de politie, komt daardoor dichter bij
de werkelijkheid van de politiepraktijk, vernieuwt deze
waar nodig en wenselijk en biedt daardoor ook meer
aanknopigspunten deze in banen te leiden."
Opvallend in dit wetsontwerp is verder de aandacht die
wordt besteed aan het voorkomen van misbruik. De
afluisterapparatuur moet technisch zo beveiligd zijn dat
het niet gebruikt kan worden zonder sporen achter te laten.
En opgenomen gesprekken kunnen niet verwijderd worden door
de mensen die ze op de band gezet hebben. Wie de controle
hierover moet uitoefenen staat nergens vermeld.
De privatisering van de PTT en de doorbreking van haar monopolie geeft ook andere problemen. Toen de PTT nog een staatsbedrijf was, vielen de werknemers onder de strafbaarstelling van omgekochte ambtenaren. Bovendien waren zij de enigen waar je voor informatie over afluisteren terecht kon. Nu is alles anders. Om met de minister van Justitie te spreken: "Het gevaar dat degenen die zijn belast met deze werkzaamheid in het belang van de handhaving van de rechtsorde of de veiligheid van de staat, bloot staan aan pogingen tot omkoping, is niet denkbeeldig". Omkopig van degenen die verplicht zijn voor de autoriteiten het afluisteren uit te voeren is na invoering van deze wet strafbaar.
In rechtszaken blijkt steeds vaker dat andere methoden zijn
gebruikt dan toegelaten. Toegepaste technieken worden
gemaskeerd: in drugszaken konden verdacht vaak de meest
interessante gesprekken worden opgenomen omdat de hoorn
toevallig naast de haak bleef liggen. Technisch blijkt men
al lang in staat gesprekken in een besloten ruimte af te
luisteren, terwijl dat wettelijk nog steeds niet is
toegestaan.
De vraag is hoe de gevallen waarbij dat tijdens een proces
aan het licht komt zich verhouden tot het werkelijke
percentage creatief afluisteren.
De strafrechtadvocaten T. Hiddema en P. Doedens spraken
zich op een symposium over afluisteren aan de
Rijksuniversiteit Limburg begin maart kritisch uit over het
wetsvoorstel Opnemen gesprekken. Ook zij hebben het sterke
vermoeden dat bij onderzoeken nu al gebruik wordt gemaakt
van zenders en hypergevoelige microfoons. Cruciale
informatie, die op papier wordt toegeschreven aan
telefoongesprekken van verdachten, is in werkelijkheid vaak
met andere hulpmiddelen verkregen.
Met de nieuwe wetgeving legaliseert veel van de gebezigde
truukjes.
Toch blijft de snelle ontwikkeling van de teledommunicatie- technologie een bedreiging voor het justitieel aftappen. Dat de wetgever achter de veranderende praktijk aanholt blijkt uit de snelle opeenvolging van wetswijzigingen. Ondanks de moeite die de wetgever deed om alle mogelijke vormen van communicatie in woorden te vangen, is het niet gelukt om de nieuwste ontwikkelingen uitputtend in te kaderen. Dat blijkt uit het voorbeeld van de autotelefoon.
In een rechtszaak tegen een drugsbende eind '93 werd duidelijk hoe zo'n gaatje kan worden opgerekt. Het IRT
ontwikkelde een ware sleepnetmethode om gezochte boeven te
traceren. Met scanners kunnen alleen autotelefoons in de
buurt worden afgeluisterd, altijd op frequentie, nooit op
telefoonnummer. Als nog niet bekend is welke nummers in
gebruik zijn, levert deze methode in combinatie met
observatie een hoop nuttige informatie op. Omdat de
frequentie die de autotelefoon gebruikt kan veranderen als
de beller zich tijdens het gesprek verplaatst, moet bij het
scanneren een heel frequentiegebied worden afgeluisterd en
is het niet te vermijden dat ook delen van andere
gesprekken worden gehoord. In Utrecht werden niet alleen
scanners op vaste plekken gebruikt, maar ook mobiele
scanners waarmee telefonerende verdachten kris kras door
het land werden achtervolgd. De signalen gingen via een
vaste huurlijn van de PTT naar de geheime tapkamer van het
IRT op het hoofdburo. Gedurende twee jaar werden zo
tienduizenden ook niet relevante gesprekken automatisch
vastgelegd.
Het zo systematisch afluisteren als hier is gebeurd, valt
niet meer onder het vrije afluisteren van de ether. Dat
vermoedde de politie kennelijk ook, want de rechter
commissaris werd om toestemming gevraagd. De RC moet
volgens de wet (art. 125 Sv) een belangenafweging maken
tussen opsporing en het recht op privacy van anderen dan de
verdachte. Als voldoende aannemelijk is dat de verdachte
aan de af te luisteren gesprekken deelneemt, is het
afluisteren toelaatbaar en wordt de machtiging verleend.
Beperking tot die gesprekken waaraan de verdachte vermoedelijk
deelneemt is met deze scannermethode echter onmogelijk. De rechter moet uitmaken of dit binnen de huidige
wetgeving een toelaatbare opsporingsmethode is. De zaak is
nog onder de rechter.
Met het wetsvoorstel opnemen gesprekken wordt de bescherming van de persoonlijke levensfeer grotendeels opgegeven. Vanwege het als hoog ervaren niveau van criminaliteit in de samenleving wordt de vrije ruimte van burger waar de overheid niet mag komen wordt steeds kleiner. De grenzen voor de politie zijn zo ruim dat in principe iedere Nederlander afgeluisterd kan worden. De rechter-commissaris draagt de eindverantwoordelijkheid voor het afluisteren heeft de maar dat is een al overbelast figuur. In de praktijk komt hij niet verder dan het zetten van een handtekening voor toestemming aan politie of justitie. De afweging of het belang dat gediend wordt met het afluisteren zwaarder dient te wegen dan het belang dat daarmee geschonden wordt, de bescherming van de privacy, zal vaak pas bij de rechter worden gemaakt. De komende jaren zal de rechter in zaken met bewijsmateriaal verkregen via afluisteren uitmaken hoe de nieuwe wetten geinterpreteerd moeten worden, getoetst aan rechten van de mens. De jurisprudentie is vaak nog belangrijker dan letterlijke wet.
Politie en justitie gebruiken de 'georganiseerde misdaad'
als voornaamste reden voor het afdekken van
wetsovertredingen. Illegaal afluisteren gebeurt om vast te
stellen of het onderzoek de juiste richting op gaat of
nieuwe verdachten op het spoor te komen. Dat is goedkoper
dan de inzet van een observatieteam.
De politie houdt zich steeds meer bezig met het in kaart
brengen van criminele milieus, met het analyseren van de
activiteiten van bepaalde mensen, het zg. proaktief recherchewerk. Daarmee is de scheidslijn tussen de politie
voor het opsporingswerk en de BVD voor het verzamelen van
inlichtingen de afgelopen jaren verdwenen. Deze
veranderende praktijk heeft veel consequenties voor de
gebruikte methodes en de toelaatbaarheid ervan. Afluisteren
is van onmisbaar opsporingsmiddel verworden tot middel ter
vergaring van inlichtingen.
Een groot gevaar is dat de huidige uitbreiding van bevoegdheden gaat funktioneren als vrijbrief om de nieuwe grenzen af te gaan tasten, danwel te overtreden.